Onderzoeksnieuws oktober 2019

19 oktober 2019: Groene schildwants en Vuurwants, ‘gekleurde’ gasten in De Robbert

Groene schildwants (Palomena prasina)
Groene schildwants (Palomena prasina) foto Will van Berkel
Vuurwants (Pyrrhocoris apterus)
Vuurwants (Pyrrhocoris apterus) foto Will van Berkel

Regelmatig wordt de Natuurtuin gemonitord op wantsen. Afgelopen week regelmatig een regenbui. Het te kort aan water in plassen en omliggende sloten wordt aangevuld. Vanmorgen af en toe een lichte regenbui mede daardoor proberen we vandaag (schors)wantsen te zoeken onder boomschors, in vermolmd hout en op takkenrillen. De witte bak -van de ‘slootjesdag’- komt goed van pas. Op verschillende plekken zoeken en speuren we (Rinus en Will) in de natuurtuin. Nog steeds geen succes, dan proberen we de takkenril die ligt aan de Westzijde van de tuin. Kloppen en rommelen tussen de takken en planten vegetatie. Dan zie we tussen de gekleurde herfst blaadjes een groene- en een rode wants. Ook enkele microvlindertjes zijn in de ‘witte’bak beland o.a. de Roodvlekkaartmot is een vlinder uit de familie grasmineermotten (Elachistidae) Lees en zie de foto in het dag verslag van Stan. Tot de volgende (natuur)ontmoeting. Met ‘gevederde’ Groet, WiLL

GROENE SCHILDWANTS

Herkenning – 11,0- 14,0 mm. Egaal groen of in het winterhalfjaar bruin gekleurde wants met een donkere vleugelmembraan, een schildje zonder lichte punt en segment vier en vijf van de antennen deels rood. De eveneens egaal groene zuidelijke groene schildwants Nezara viridula (p. 56) heeft een wittig of groenig vleu­gelmembraan. Zou verward kunnen worden met de bremschildwants Piezodorus lituratus (p. 59), maar deze heeft een brede geelgroene zoom aan de zijrand van het connexivum. Lijkt sterk op de vroeger in Nederland voorkomende P. viridissima, maar te onderscheiden van deze soort door de antennen, waarvan het tweede seg­ment slechts iets langer is als het derde (het tweede is duidelijk langer dan het derde bij en doordat de voorrand van het halsschild licht hol is (iets bol bij P. viridissima
Voorkomen
Komt in heel Nederland voor en is een van de algemeenste grote wantsen. Ook op de waddeneilanden. Biotoop – Ruigtes, struwelen en bosranden, zowel in de stad, het agrarisch gebied en in natuur­gebieden algemeen. Fenologie adult Overwintert als adult en wordt door het hele jaar gevonden, maar de meeste waarnemingen komen uit de periode maart tot november met een piek in de maanden juli, au­gustus en september.

VUURWANTS

Familie Pyrrhocoridae - vuurwantsen: Een opvallende eigenschap van vuurwantsen is het ontbreken van ocelli. Puntogen, waarvan veel wantsen (niet alle, zie blindwantsen) er twee of drie op de kop hebben. 9 - 11.5 mm. Zwarte wants met felle rode tekening en doorgaans halflange, afgeknotte vleu­gels. Kan verward worden met kaneelglasvleugelwants Corizus hyoscyami (p. 16) of met prachtridderwantsen Lygaeus spec. (p. 69), maar deze hebben een deels rode kop en vleugels die altijd tot het eind van het achterlijf reiken.

Voorkomen

Warmte minnende soort, die de afgelo­pen jaren sterk vooruit is gegaan. Nu zeer algemeen op de binnenlandse zandgronden en in Zeeland, daarbui­ten schaars. Niet op de waddeneilanden.

Biotoop

Grotendeels beperkt tot steden, dorpen of anderszins sterk door de mens beïnvloede biotopen en vooral te vinden in de buurt van lindebomen en kaas­jeskruiden. De dieren bevinden zich voornamelijk op de grond en zijn vaak in hoge dichtheden aanwezig.

Fenologie adult

– Heeft doorgaans één generatie per jaar, waarvan de volwassen dieren overwinteren. In warme jaren soms een partiële tweede generatie, waar­van ook de nimfen kunnen overwinteren. Wordt het hele jaar aangetroffen met een piek in het voorjaar (maart - mei) en de zomer (juli - oktober)
(Bron: EIS kenniscentrum insecten, wantsen).

12 oktober 2019: Elzenpropjes- en Stippelblindwants, gasten in De Robbert

Elzenpropjeswants (Oxycarenus modestus)
Elzenpropjeswants (Oxycarenus modestus) foto Will van Berkel
Stippelblindwants (Pantilius tunicatus)
Stippelblindwants (Pantilius tunicatus) foto Will van Berkel

Regelmatig wordt de Natuurtuin gemonitord op wantsen. Vandaag -nu we midden in de herfst zitten zien we de bladverkleuringen en overtrekkende vogels- heb verschillende bomen afgezocht, met behulp van een vlindernet kloppen tegen; bladeren, takken en zaaddozen. Dit keer vind ik twee verschillende soorten op Elzenbomen; de Elzenpropjeswants, uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae) -de volwassen dieren (imago’s) fourangeren in de geopende verhoute katjes (elzenproppen)- en de Stippelblindwants uit de familie van de blindwantsen (Miridae) de kleur van het lichaam is variabel, jonge dieren zijn groen, later worden ze bruinrood.  Tot de volgende keer.

Met ‘gevederde’ Groet, WiLL

ELZENPROPJESWANTS

Onderfamilie Oxycareninae, spitskopwantsen. Genus Oxycarenus.

Herkenning:

  • 3,1-4 mm.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • Zwarte antennen. Antennesegment 2 in het midden geelbruin.
  • Kop, halsschild (pronotum) en schildje (scutellum) zijn bruin-zwart. Ze zijn dicht en grof gepuncteerd.
  • Voorvleugels zijn proximaal witachtig en distaal bruin, donkerbruin Het membraan (doorzichtig deel van de voorvleugels) is proximaal witachtig en distaal zwart.
  • Zwartbruine poten. De dijen zijn distaal bruin. De schenen zijn in het midden bruin.

Voorkomen: Gewoon in het midden en zuiden van Nederland. Europa (ontbreekt in Groot-Brittannie) en Azie. Biotoop: In de buurt van elzen. 

Ontwikkeling: Een nieuwe generatie volwassen wantsen verschijnt vanaf eind juni. E en generatie.

Overwintering: Als volwassen wants. O.a. in de geopende verhouten katjes (elzenproppen).

Voedsel: Zaadknoppen en zaden van els ( Alnus ) (zwarte els ( Alnus glutinosa ), witte els ( Alnus incana )), een enkele op berk ( Betula ).

STIPPELBLINDWANTS

Onderfamilie Mirinae. Tribus Mirini. Genus Pantilius.

Herkenning:

  • 8,5-10,2 mm.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • Rode antennen. Antennesegment 3 en 4 zijn proximaal geelachtig groen. Segment 2 is bij de top verdikt en donker. Segment 2 is veel langer dan segment 3 en 4 samen.
  • Een vrij grote blindwants. De kleur varieert van groen (verse exemplaren) naar bruin tot rood.
  • Het halsschild en voorvleugels (clavus en corium) met een onregelmatige zwarte punctering.
  • De voorvleugels met een smalle geelachtig groene buitenrand. De cuneus is geelachtig groen met een roodbruine tot rode binnenkant. Het membraan (doorzichtig deel) is grijs of bruin met rode aders.
  • Geelachtige of groenachtige poten. De dijen zijn zwart gepuncteerd. De schenen zijn distaal roodachtig.

Gelijkende soorten: Er zijn geen soorten, waarmee hij verward kan worden.

Voorkomen: Zeer algemeen in Nederland. Palaearctisch: Europa, Azie (tot in het Verre Oosten). (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: Bosranden, houtwallen, parken, tuinen op berk, els en hazelaar.

Ontwikkeling: Volwassen wantsen worden waargenomen van eind juli tot in december. E en generatie per jaar.

Overwintering: Als ei. (incidenteel overwinterende volwassen wantsen)

Voedsel: Fytofaag: Berk ( Betula sp.), els ( Alnus sp.) en hazelaar ( Corylus avellana ) **

(Bron: EIS kenniscentrum insecten, wantsen).