Onderzoeksnieuws november 2021

NATUURJAAR 2021- 43, Herfst in Natuurtuin De Robbert

Vandaag: Het door de weeks bezoek aan de Natuurtuin: Grote zilverreiger en Kramsvogel, Jaar v/d Merel en observatie Havik.

Dinsdag (2021-11-23), Voor de verandering en verrassing welke vogelsoorten zitten er door de weeks in de Natuurtuin. Daarom maar eens een midweekse telling gelopen in de Natuurtuin. De weekenddrukte rondom en in de tuin is zeker van invloed op een telling. Nu er weer allerlei gezondheidsbeperkingen zijn, is het gunstig om door de weeks te monitoren. Een van de waarnemingen deze morgen is een overvliegende Grote zilverreiger Ardea alba Linnaeus, 1758.

Grote zilverreiger (foto K. Lemmens)
reigerfamilie

De reigers (Ardeidae) zijn een familie van vogels uit de orde van roeipotigen. De familie telt 67 soorten.  Status in Nederland

De grote zilverreiger (Casmerodius albus)

Beschrijving voorkomen; De grote zilverreiger is een markante verschijning in het Nederlandse polderlandschap: het verenkleed van de vogel is wit en hij heeft een dunne en lange hals. Bij een adulte vogel in zomerkleed bevinden zich sierveren op de vleugels. De vogel lijkt iets op de aanzienlijk kleinere kleine zilverreiger, maar deze heeft het gehele jaar een zwarte snavel. De grote zilverreiger is in de vlucht te herkennen aan een tragere vleugelslag en langere vleugels. De vogel heeft als hoofdvoedsel: vissen en amfibieën, waarop hij langzaam door het water lopend jaagt. Ook jaagt hij soms op kleine zoogdieren op bijvoorbeeld weilanden. De vogel staat op de rode lijst van bedreigde vogelsoorten, maar er is sprake van een toename (Oostvaardersplassen al bijna 100 broedparen in 2005). Kan me nog herinneren d.d. 1998-10 tijdens een werkbezoek in Z-Limburg mijn eerste Grote zilverreiger.

Buiten broedtijd: Grote Zilverreigers zien we pas vanaf 1976 jaarlijks in ons land. Vanaf 1990 werden ze snel talrijker, in het kielzog van de toenemende broedpopulaties in eigen land (waarschijnlijk deels standvogel) en elders in Europa. Ringaflezingen tonen aan dat buitenlandse Grote Zilverreigers uit het oosten kunnen komen (Polen, Oekraïne) en het zuiden (Frankrijk), waarschijnlijk ook het zuidoosten (Neusiedlersee). De landelijke aantallen zijn het hoogst in oktober maar blijven de hele winter op een hoog peil. De verspreiding is dan heel ruim, met uitzondering van de zoute gebieden waar deze reiger relatief schaars is. In waterrijke poldergebieden en grote wetlands verblijven vaak meer dan 100 Grote Zilverreigers. Tellingen op gemeenschappelijke slaapplaatsen geven aan dat er landelijk meer dan 2500 exemplaren overwinteren. Strenge vorst leidt tot verplaatsingen en nieuwe concentraties bij open water, maar niet tot grote sterfte zoals bij de Kleine Zilverreiger.

Broedtijd: De Grote Zilverreiger broedt vanaf 1978 jaarlijks in ons land. De enige grote kolonie ligt in de Oostvaardersplassen. In topjaren huizen er meer dan 150 paren, maar bij droogte nog niet de helft. Elders kwamen soms een of enkele paren tot broeden, maar alleen de kleine vestiging in De Wieden lijkt vooralsnog bestendig. Wel houden zich in toenemende mate Grote Zilverreigers in de broedtijd op in grote moerasgebieden. De vestiging in Nederland correspondeert met een sterke toename in de Neusiedlersee (Oostenrijk) en Oost-Europa, naast het ontstaan van een kolonie in West-Frankrijk (Lac. de Grand-Lieu).

Grote- VS Kleine- reiger, Zoek uit de verschillen, klik op de weblink van VB;

https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/grote-vs-kleine-zilverreiger

Een prachtig vervolg, Vogelbescherming;

https://www.vogelbescherming.nl/actueel/bericht/grote-zilverreiger-is-goud-waard

De eerste Kramsvogel, van dit winterseizoen in Natuurtuin.

Onlangs geleden schreef ik over dat de Kramsvogels in Nederland werden waargenomen. Dit jaar kwamen de eerste Kramsvogels vanuit het Scandinavische Noorden in grote getale eind oktober naar Nederland. Op verschillende trektelposten wordt deze grote blauw/grijze lijster waargenomen en geteld. Vanmorgen zag en hoorde ik de eerste Kramsvogel in het luchtruim boven de Natuurtuin. Zijn tjak-, tjak-, roepgeluid is duidelijk te horen in de vlucht. Zijn mooiste kleuren zijn zichtbaar in zitpositie tijdens het foerageren in de besdragende struiken.

Kramsvogel in vlucht (foto Saxifraga-Piet Munsterman)

Kramsvogel

Kramsvogels zijn groter dan Zanglijsters en kleiner dan Grote Lijsters. Ze zijn veel kleurrijker en ze hebben een leigrijze kop en stuit, een roestbruine rug, een gevlekte borst en een vrijwel zwarte staart. Ze leven in groepsverband. Op de grond hebben ze vaak een waakzame opgerichte houding. Het geluid in de vlucht is een snel en scherp ‘tsjak-tsjak’. Het zijn algemene broedvogels in Noordoosten Midden-Europa. Ze broeden in bosranden, parken en moerassen. In Nederland is de soort een zeer schaarse broedvogel met slechts enkele tientallen broedgevallen, voornamelijk in Zuid-Limburg. In de jaren tachtig van de vorige eeuw waren er nog meer dan vijfhonderd broedgevallen. Kramsvogels zijn talrijke en in aantal toenemende doortrekkers en wintergasten. Ze foerageren in de winter ook in gemengde groepen met andere lijsters in weilanden. Ze trekken verder bij langdurige vorst en als er sneeuw ligt. Kramsvogels nestelen meestal op tamelijk open plaatsen met een groep bomen. Daar broeden ze in kleine kolonies met meerdere nesten per boom.

logo jaar van de merel

Een andere lijstersoort die extra in de belangstelling komt te staan in 2022 is de Merel. Het Jaar van de Merel (Turdus merula) Linnaeus, 1758 is pas in 2022. Maar ook 2021 staat in het teken van deze soort. Dat jaar gebruiken we om vooronderzoek te doen en om binnen bestaande telprojecten extra op de Merel te letten. De focus ligt vooral op nestonderzoek. Met het vooronderzoek willen we onderzoeksvragen formuleren die we in 2022 met hulp van een brede groep van vogelaars kunnen beantwoorden.

Merel; illustratie van Paschalis Dougalis
Merel; illustratie van Paschalis Dougalis

Merel

De Merel (Turdus merula) Linnaeus, 1758 is de talrijkste broedvogel van Nederland. In de afgelopen twee eeuwen ontwikkelde de soort zich van schuwe bosvogel naar bekende tuinvogel. Tot de eeuwwisseling namen Merels toe, maar vanaf 2016 verdween bijna 30% van de populatie. Waarschijnlijk deels als het gevolg van het Usutu-virus, maar de precieze oorzaken weten we niet. Deze plotselinge afname is reden om de Merel beter te gaan onderzoeken; we weten opmerkelijk weinig over deze soort, terwijl hij dicht bij ons leeft. Daarom roepen Vogelbescherming Nederland en Sovon het Jaar van de Merel uit

Luister de Sovon Podcast; de Merel

https://soundcloud.com/user-505572463/vogelverhalen-het-jaar-van-de-merel

Havik en Sperwer
Havik en Sperwer

Havik heel even gezien in de Natuurtuin.

Zaterdag (2021-11-27), Het is nog schemerig als ik naar de Natuurtuin fiets. De eerste sneeuw van dit winterseizoen is vannacht gevallen. Het buitenbeeld is gelijk aan een ‘winterse’ kerstkaart. De Natuur in onze tuin is in winterrust. Enkele vogels zijn aanwezig. Hun zang is nauwelijks te horen. Maar dan zie ik bijna onopvallend een ‘stoot’vogel landen in de Eik tussen de oranje/bruine bladeren. Kan met behulp van de vogelkijker de vogel dichterbij halen. Het is een Havik concludeer ik.

De Havik is een middelgrote roofvogel uit de familie van de havikachtigen. De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falco gentilis in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De havik bewoont de arctische tot subtropische zones van het holarctisch gebied.

Gelijk vliegt de vogel op en land in een boom nog net inzicht aan de rand van het Berkenbosje. Stan en een ‘wekelijkse’ bezoeker aan de tuin zien de vrij grote vogel voor de tweede keer opvliegen. Niet vaak zien we deze pracht vogel in de Natuurtuin. De kleinere Sperwer wordt vaker waargenomen in het luchtruim boven de tuin.

Vliegbeeld van Havik en Sperwer.
Vliegbeeld van Havik en Sperwer.

De Havik; is een standvogel, met een pracht naam, wanneer je zijn Latijnse naam vertaald: ‘edele snelle grijper’. Het vrouwtje is aanmerkelijk groter en bruin/grijs van kleur, dan het mannetje. Het mannetje is kleiner, met een donkergrijs verenkleed. De vogels hebben afgeronde vleugels waarmee ze razendsnel tussen boomstammen door zwenken. De lange staart lijkt in vlucht langer door de in verhouding korte vleugels. Als de koptekening bekijkt hebben ze beiden een opvallend lichte wenkbrauwstreep. De iris schitteren van de vogels en zijn oranjegoud van kleur. Net gloeiend barnsteen. Plots scheer de vogel weg van zijn zitplaats, een snelle geruisloze glijvlucht. Opzoek naar een dagelijkse prooi om de winterse tijd door te komen. Voor mij weer een waarneming en bevestiging dat de soort ook in de Natuurtuin en de Bundertjes (af en toe) te zien is.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen een uurtje- opzoek gaan naar natuurfenomenen in de Natuurtuin.

Tot volgende week, we zitten midden in het seizoen HERFST, en we gaan op zoek naar de:

Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2021- 42, Herfst in Natuurtuin De Robbert

Vandaag: Opzoek in de Natuurtuin; Vogels en Mossen, de Inslagloep, Gewoon dikkopmos, nieuwe Natuurboeken en Wantsen gedichten/poëzie bundel.

Zaterdag (2021-11-20), Het schemert nog vanmorgen op weg naar de Natuurtuin. Geen wind, regen maar een aangename temperatuur, het lijkt wel voorjaar. Hoor meer vogels zingen de vroege morgenzangers laten zich voorzichtig horen. Loop weer in de Natuurtuin een vogeltelronde en spits mijn oren. Vink uiteindelijk 22 vogelsoorten aan: Groene specht, die op de achtergrond -tussen de telling door- hoor ‘lachen’, Roodborst, Staartmees zelfs de Schatlijster in de top van een hoge Grauwe els zie ik zitten. Ik voel me rijk deze wintergast weer in onze tuin te spotten.

Koperwiek (Turdus iliacus)
Koperwiek (Turdus iliacus)

Koperwiek

De Roodvleugellijster die zo vroeger ook weleens genoemd werd is de Koperwiek (Turdus iliacus) Linnaeus, 1758 is in Nederland een wintergast die regelmatig samen met Kramsvogels (Turdus pilaris) te zien is. Beide soorten leven in het najaar vaak in groepen en foerageren dan in besdragende struiken in parken/tuinen en op de grond in weilanden en langs bosranden. 

Even later.. Bij praten met Stan. De tuinwerkgroep gaat vandaag verder met het opschonen van een perceel. De uit de ‘kluiten gewassen’ Braamstruiken, ze hebben enkele jaren kunnen uitgroeien, maar ze dekken nu een te groot deel van het beschikbare perceel af.

afbeelding loep
Doublet loep

Loep

Zelf ga ik opzoek naar (nieuwe) Mossen. Vorige week plaatste Stan een foto van Mossen op een Knotwilg, die ga ik eens aan een nader onderzoek onderwerpen, welke soort is. Pak mijn handige inslagloep erbij, ze zijn verkrijgbaar met een vergrotingsfactor van 10X en 15x

De Inslagloep is compacte loep met vergrotingsfactor. Deze loep is geschikt voor het bekijken van details van planten en dieren. Er kan een koordje aan gemaakt worden voor het dragen om de nek. De behuizing is vervaardigd uit metaal en hierdoor zeer stevig en degelijk. De loep is compact en daardoor makkelijk mee te nemen. Een handig klein nood voor het determineren van Mossen en Planten.

Gewoon dikkopmos Brachythecium rutabulum
Gewoon dikkopmos Brachythecium rutabulum sporenkapsels

Gewoon dikkopmos

Gewoon dikkopmos Brachythecium rutabulum (Hedw.) Schimp. Behoort tot de meest voorkomende mossen in Nederland en wordt tijdens een inventarisatie vaak als eerste genoteerd. Het komt voor op alle voedselrijke plaatsen en op alle denkbare substraten (van steen, schors, hout en strooisel tot oud schuimrubber). Dankzij de toegenomen stikstofdepositie is het ook veel te vinden in de vroeger grotendeels voedselarme gebieden op de zandgronden. Er is dan ook sprake van een sterke toename. De verspreidingskaart geeft vooral weer waar naar mossen is gekeken en waar niet.

Klik op de link: https://www.verspreidingsatlas.nl/2567#

Interessante nieuwe Natuurboeken

Nu we alweer gaan naar een nieuwe maand gaan de ‘geschenken’ maand, de laatste van het jaar 2021. Verschijnen er zoals gewoonlijk veel boeken om de donkere tijd van het jaar door te komen. Ook nieuwe nieuwe natuurboeken zijn ten tonele verschenen. Graag leg ik twee gidsen aan u voor. Kleine roofdieren , Bunzing, Hermelijn en Wezel verschenen.

boekcover kleine zoogdieren

Kleine zoogdieren

Het nieuwe boek van Edo van Uchelen: Bunzing, hermelijn en wezel, kleine roofdieren. Over dieren die bijna iedereen wel kent, maar waar bijna niemand iets van weet. Dit boek brengt daar verandering in. Edo’s bevlogenheid spat van de bladzijden af. Hij neemt je mee in de wereld van deze felle jagers.

Wist je dat het kleinste roofdier ter wereld in Nederland voorkomt? De wezel hoort met bunzing en hermelijn bij de kleine marterachtigen. Deze kleine roofdieren hebben één probleem: je ziet ze bijna nooit.

Bunzing, hermelijn en wezel zijn dieren die bijna iedereen wel kent, maar waar bijna niemand iets van weet. Dit boek brengt daar verandering in. Edo van Uchelen ziet patronen en legt op begrijpelijke wijze uit hoe deze verborgen dieren (over)leven in Nederland. Het boek is rijk geïllustreerd met meer dan 100 foto’s.

Edo’s bevlogenheid spat van de bladzijden. Hij neemt je mee in de kleine wildernis van deze felle jagers, welke nauwelijks onderdoet voor wat zich afspeelt op de Afrikaanse savanne.

https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=28450

Aanvullingen boek: https://www.marterstichting.nl/boek/aanvullingen-boek/#p3

boekcover vogelboek
boekcover vogelboek

Vogels vergelijken

Vogels herkennen is soms lastig. Met deze vogelgids leer je gemakkelijk de verschillen tussen de soorten. Anders dan bij een gewone gids staan hier op elkaar lijkende vogels naast mekaar.

De perfecte aanvulling op bestaande vogelgidsen! Veel mensen vinden vogelherkenning lastig omdat veel soorten op elkaar lijken. Hoe zie je bijvoorbeeld dat het een zanglijster is en geen grote lijster? Met dit handzame boek leer je gemakkelijk de verschillen. Anders dan bij een gangbare vogelgids staan de gelijkende soorten overzichtelijk op dezelfde pagina's. Het boek bevat ruim 200 soorten en honderden duidelijke illustraties van Elwin van der Kolk. De handige pijltjes bij de belangrijkste verschillen en een beknopte beschrijving helpen om de vogels in één oogopslag te herkennen. Via QR-codes kun je de vogelgeluiden beluisteren en meer informatie vinden. Ideaal dus voor beginners, en ook gevorderden zullen dit een leerzame gids vinden. - Een gids die net een stapje extra zet in vogelherkenning - De perfecte aanvulling op bestaande vogelgidsen - Met fraaie illustraties van Elwin van der Kolk Auteur(s) : Harvey van Diek, ISBN : 9789050118217

Vogels vergelijken, pagina Zanglijster
Vogels vergelijken Zanglijster

Wantsenliefhebber

Wie regelmatig onze website bezoekt en de verhalen leest over de wekelijkse onderzoeken in de Natuurtuin. Bovenstaande behandelde veldgidsen kunnen van pas komen en ondersteunen naar gerichte informatie over de vogel- en zoogdiersoorten.

Een geheel ander boekje -dat ik als Wantsenliefhebber- in het (zon)licht wil leggen is een gedichten/poëzie bundel van;

boekcover Plaisier Mijn gelanzend dekschild
Plaisier Mijn gelanzend dekschild

Kees Plaisier, Mijn glanzend zwarte schild maakt me adorabel

Gedichten over schildwantsen, graafwantsen, een kielwants en een pantserwants

Uitgeverij boekscout, ISBN: 978-94-643-1018-4

Prijs: EUR 15,50

Bij wantsen denken we meestal aan bedwantsen, onaangename beestjes die we liever niet zien. Maar er is meer te beleven in de wantsenwereld. In deze gedichten komen de wantsen zelf aan het woord. Ze vertellen over hun eetgewoonten, hun voortplanting, hun broedzorg en of ze schadelijk dan wel nuttig zijn. Zo komt de lezer spelenderwijs veel over deze kleine insecten te weten. De prachtige gedetailleerde foto’s van Theodoor Heijerman maken de lezer nog nieuwsgieriger naar de wereld van de wantsen, die veel groter is dan hier beschreven kon worden.

Kleefkruidgraafwants Legnotus limbosus
Kleefkruidgraafwants Legnotus limbosus

graafwants Gehecht

Ik ben gehecht aan Kleefkruid

Mijn favoriete voedselbron

Hoewel deze Galium soort omstreden is

Gehaat en geliefd tegelijkertijd

Deze Kleefkruidgraafwants Legnotus limbosus (Geoffroy, 1785) waar dit gedicht overgaat is op 2020-07-18 gevonden in de Natuurtuin. De wants zat op zijn geliefde Kleefkruid.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen een uurtje- opzoek gaan naar de Mossen en andere natuurfenomenen in de Natuurtuin.

Tot volgende week, we zitten midden in het seizoen HERFST, en we gaan op zoek naar de:

Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2021- 41, Herfst in De Robbert

Vandaag: Opzoek naar de Klapekster en Raaf, Rapporten over de Bundertjes en Mossen in de Natuurtuin.

Zaterdag (2021-11-13), Vanmorgen was het tussen de buien droog. Bijna doorlopend tot negen uur kwam de regen naar beneden. Dan besluit ik om toch een bezoek te brengen aan de Natuurtuin. Stan en Wil zijn al aanwezig, als ik de Natuurtuin binnenstap. Deze morgen doen we het rustig aan. Zelf start ik toch maar een vogeltelling. Een aantal bekende vogelsoorten voer ik in en dan in het Berkenbosje zie ik een Kleine bonte specht opzoek in de schors van een Berk naar insecten. Duidelijk zichtbaar is op de rug van de vogel het ‘Zebra’pad, de zwart-wit streepjes tekening. Na een klein uurtje turen met de vogelkijker tussen de bijna bladervrije takken- naar foeragerende vogels. Als ik de vogelapp afsluit heb ik 20 vogelsoorten gezien.

Kleine Bonte Specht Dryobates minor (foto Jo de Pauw)

Kleine Bonte specht

Begin deze week opzoek geweest naar een speciale Wintergasten -vogels die een paar maanden van het jaar- de koude periode in het hoge Noorden hier doorbrengen. Na even wat speurwerk op een zanderige vlakte van het natuurgebied ‘land de slachter’ in een dennenboompje. Probeer wat dichter bij de zitplaats van de vogel te komen. Dan vliegt de Klapekster op en verdwijnt uit mijn gezichtsveld.

Klapekster Lanius excubitor

Klapekster

Status in Nederland; In de vorige eeuw broedden Klapeksters nog in ons land. Door de jaren heen werd de soort echter steeds schaarser. De afnemende trend bleef doorzetten en sinds 2002 is er geen broedgeval meer vastgesteld in Nederland. In de trektijd zakken Scandinavische vogels af naar het zuiden. Ze worden dan redelijk vaak in Nederland gezien. Een deel van deze vogels blijft overwinteren. Voornamelijk op heideterreinen zijn daarom in de winter Klapeksters waar te nemen.

Buiten broedtijd: In de nazomer duiken de eerste Klapeksters op, maar pas vanaf half oktober wordt dit gemeengoed. Een deel trekt verder, enkele honderden overwinteren bij ons in heide- en veengebieden, duinen en wat extensief boerenland met veel kleine landschapselementen. De aantallen overwinteraars namen eind jaren zeventig en in de jaren tachtig af. Dit was een gevolg van een verminderde instroom vanuit het belangrijkste toeleveringsgebied, Zweden. Vanaf de eeuwwisseling herstellen de aantallen zich enigszins, echter met opvallende jaarlijkse schommelingen. De overwinteraars vertrekken in maart of begin april, en in dezelfde trek vindt ook enige doortrek plaats. Zomerwaarnemingen betreffen vrijwel zeker ongepaarde vogels die in geschikt blijven hangen.

Broedtijd: In de eerste helft van de twintigste eeuw werd al geklaagd over achteruitgang van de Klapekster. Desalniettemin nestelden er rond 1950 nog vele tientallen paren op structuurrijke heidevelden en veengebieden in Drenthe, Twente, de Veluwe en zuidoostelijk Noord-Brabant. De aantallen namen echter af naar rond 15 paren omstreeks 1990 en in 1999 vond het laatste zekere broedgeval plaats, op de Noord-Veluwe. De afname werd in eerste instantie veroorzaakt door ontginning van 'woeste gronden', en vervolgens door habitatverslechtering in de resterende broedgebieden. Door verzuring en vermesting nam het prooiaanbod sterk af. Ook in de ons omringende landen werd de Klapekster zeldzaam. (Bron Sovon vogelsoorten)

Individuele Klapeksters vastgelegd

Beeldend kunstenaar Martin Brandsma is gegrepen door Klapeksters, en dat al jarenlang. Hij zoekt ze op in hun winterverblijf in het Fries-Drentse grensgebied, bestudeert ze intensief en legt individuele kleedkenmerken gedetailleerd vast.

Duizenden uren geconcentreerd waarnemen leverden een boek van 120 pagina’s op dat in vrijwel alles afwijkt van andere, qua formaat (35x16 cm) en inhoud: vrijwel alleen illustraties, tekst ontbreekt bijna geheel (op een Engelstalige korte inleiding en het colofon na). Alle waargenomen Klapeksters worden op een gestandaardiseerde manier weergegeven, per locatie en per winter. Duiding ontbreekt, de lezer mag zelf zijn conclusies trekken omtrent de gesuggereerde individuele variatie. De kunstenaar zelf: “Ik probeer zoveel mogelijk bewust de taal te omzeilen. Daarvan zijn al genoeg voorbeelden.”

Podcast; interview met kunstenaar over klapekster

https://assets.vogelbescherming.nl/docs/89a790e6-a6db-4202-b69c-0819ffa8ab93.mp3?_ga=2.93002077.1739278615.1636529754-668821723.1624262115

Info VB; gedrag Klapekster

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/klapekster

Raaf Corvus corax

Raaf

Een andere vogelsoort die ik onlangs hoorde en zag is de Raaf. Deze grootste kraaiachtige merkte ik op door zijn merkwaardige roep, terwijl ik een bosperceel in fietste.

Grootste kraaiachtige ter wereld, ook grootste Nederlandse zangvogel en grootste geheel zwarte vogel van Europa. Deze soort is aan het begin van de 20ste eeuw als broedvogel uit Nederland verdwenen, maar door herintroductieprojecten weer teruggekeerd in de Nederlandse avifauna. De soort komt in Nederland vooral voor in uitgestrekte bosgebieden zoals de Veluwe, maar wordt ook gezien op andere plekken waar voldoende voedsel en dekking voorhanden is.

Buiten broedtijd: De Nederlandse broedvogels blijven jaarrond in hun territorium. Niet-broedende vogels maken forse omzwervingen op zoek naar voedsel. Duitse en misschien ook Belgische broedvogels komen vermoedelijk af en toe tijdens omzwervingen in ons land terecht. Toch worden Raven maar weinig gezien op afstanden van meer dan enkele tientallen kilometers van bekende broedgebieden. Op voedselrijke plekken verzamelen zich soms tientallen Raven die ook gezamenlijk in bos overnachten.

Broedtijd: Door vervolging verdween de Raaf begin twintigste eeuw als Nederlandse broedvogel; het laatste broedgeval vond in 1928 plaats bij Nijkerk. Tussen 1969 en 1992 werden 196 voornamelijk uit Duitsland afkomstige Raven uitgezet op verschillende locaties. Het leidde tot eerste broedgevallen in 1976 en een langzaam toenemende broedpopulatie die pas rond 1990 echt vleugels kreeg. De aantallen sinds de eeuwwisseling zijn min of meer stabiel, maar de verspreiding dijt nog steeds uit. Aanvankelijk vrijwel geheel beperkt tot de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, nestelen Raven tegenwoordig ook in andere regio's, met name Salland, Flevoland en de Achterhoek. Inmiddels zijn ook Friesland, de Zuid-Hollandse duinen en Noord-Brabant bereikt. De dichtheden zijn overal laag. (Bron Sovon vogelsoorten).

RAAF - Corvus corax

Duits: Kolkrabe, Engels: Raven, Frans: Grand corbeau, Fries: Raven

Betekenis wetenschappelijke naam: Raaf.

Raaf is naar men aanneemt een klanknabootsend woord. Dat is ook het geval met de Griekse naam korax, de Oudnoorse hrafn en de Oudhoogduitse hraban. De Duitse naam Kolkrabe, die door enke len als ‘Kohl-krähe’ is opgevat en door anderen als een weergave van de vogelroep “kolk-rab”, moet o.i. in ver band worden ge bracht met kolken = braken of boeren, waar mee op het diep uit de keel komende geluid wordt gedoeld. De Engelse naam is door sommigen gerelateerd aan to raven = roven (Oudfries rawia en Fries rave).

Andere Nederlandse namen zijn Raav, Raove (Sco), Roaf, Roave (Gr), Ròò vel der (ONB), Gewone Raaf en Grafvogel. Maar vanwege z’n kleur heeft men hem ook een doodaanzegger gevonden. De laatste zou kunnen zijn gevormd uit ‘grauwe vogel’. Een gering aantal voor een des tijds in ons land niet zo zeldzame vogel. Zijn vroegere aanwezigheid blijkt uit de afbeelding op het gemeentewapen van Eelde (Dr.) en van Ravenstein (NB), waarvan het laatste dus een z.g. sprekend wapen is. Nadat de soort in de eerste helft van de 20e eeuw uit ons land was verdwenen, heeft men hier in 1968 raven ingevoerd en deze naderhand met succes uitgezet. Door z’n grote glanzend zwarte uiterlijk en krassende geluid is de Raaf een imponerende vogel, die dan ook geschiedenis heeft gemaakt.

De Raaf: Maarten Toonder,
Jean Dulieu

Ook in de stripwereld is de Raaf -afgebeeld als een onheilspellende en geliefde vogel- die graag wordt opgenomen in de verhalen en tekeningen. In de striptekeningen van b.v.; Maarten Toonder, Olivier B. Bommel en verhalen over Paulus de Boskabouter van kinderboekschrijver Jean Dulieu, striptekenaar en illustrator.

Onderzoeksrapporten De Bundertjes

Vorige week kreeg ik via de IVN-Helmond een gidsencursusrapport in handen. Het is een onderzoeksverslag over het gebied. Voor ons is het van waarde, een duik in de verledentijd, van de vormgeving van de natuur in het natuurgebied tot heden.

natuurgidsencursus
natuurgidsencursus
Vogelinventaristie De Bundertjes
Vogelinventaristie De Bundertjes

Dit weekend -zaterdag- kwam ons oud-voorzitter naar me toe met een onderzoeksrapport van de KNNV vogelwerkgroep, afdeling Helmond. De broedvogelinventarisatie bevat gegevens over de jaren 2016 – 2018 – 2020. Het is een waardevol dossier voor ons ter vergelijking van de gegevens met de vogeltellingen en waarnemingen die wij in de Natuurtuin hebben uitgevoerd en geregisterd.

Mossen in de Natuurtuin

Ook deze morgen ga ik opzoek naar nieuwe Mossen. Door de gevarieerde boomsoorten samenstelling groeien op de schors van een stam verschillende Mossen. Ook zijn overal verschillende geschikte groei substraten aanwezig -met basen en zuren in de stam van boomsoorten- maar ook de ondergrond van steen, betonvoegen (kalk) en veldkeien zijn geschikt.

De mossen en bladmossen zijn, kleine kruidachtige landplanten, die solitair tot dicht op elkaar gepakt groeien in matten of kussens op rotsen, bodem of als epifyten op de stam of bladeren van bomen. Mossen zijn meestal groene planten, vaak met stengels en bladen. Ze hechten zich vast met rhitzoiden.

Mossen zijn kleine groene planten die al vroeg in de evolutie zijn ontstaan. Mossen hebben geen wortels en nemen voedingsstoffen direct op via het blad. Mossen houden van vochtige plekken. Er zijn zo'n 600 soorten in Nederland.

Weblink Atlas: https://www.verspreidingsatlas.nl/mossen

Op deze website verzorgt de BLWG actuele informatie over het voorkomen van Mossen in Nederland. Vandaag (tussen de regenbuien door) weer enkele soorten gevonden in de Natuurtuin. Bij elke soort is een omschrijving van de groeiwijze en vormgeving. Ook de naamgeving van deze Mossen verdient een Nederlandse taalprijs. Alle soortnamen zijn prachtige woordsamenstellingen met een hoge woordwaarde voorbij een spelletje Scrabble 😉 Maar eigenlijk hebben ze al een Latijnse naam, jaren geleden bijvoorbeeld. van Carl Linnaeus gekregen.

Fijn laddermos Kindbergia praelonga
Fijn laddermos Kindbergia praelonga

Fijn laddermos

Fijn laddermos groeit in matten. Het heeft een 9 cm lange, geveerd vertakte stengel. Het stengelblad is hartvormig met lang toegespitste, aflopende top. Het takblad is eirond en kleiner dan het stengelblad. Het deksel van het sporenkapsel is lang gesnaveld.

Fijn laddermos voelt een beetje pluizerig aan.

Gesnaveld klauwtjesmos Hypnum cupressiforme
Gesnaveld klauwtjesmos Hypnum cupressiforme

Gesnaveld klauwtjesmos

Gesnaveld klauwtjesmos of gewoon klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme) is een soort mos van het geslacht Hypnum (klauwtjesmossen). Het is een algemene, kosmopolitische soort die vooral op bomen groeit.

Gesnaveld of gewoon klauwtjesmos vormt glanzend groene matten, op open standplaatsen kleurt het goudbruin. De stengel kan 10 cm lang worden en is onregelmatig tot geveerd vertakt. De soort is vooral te herkennen aan de sikkelvormige bladuiteinden; let daarbij vooral op de top. De nerf is kort V-vormig. Het sporenkapsel is krom, het deksel lang gesnaveld, de steel is glad. (vergelijk de ruwe steel van gewoon dikkopmos!)

Klein Duinsterretje Syntrichia ruralis var. calcicola
Klein Duinsterretje Syntrichia ruralis var. calcicola

Klein duinsterretje

Ecologie & verspreiding: De variëteit calcicola van Syntrichia ruralis komt meer in het binnenland voor en minder in de duinen. Anders dan var. arenicola, waarmee het overigens vaak samen groeit, groeit het meer op enigszins vastgelegd zand. Het wordt meer gevonden op zonnige en stenige of zandige grond en op basenrijke rotsen, muren, daken en bomen. Sinds 1980 wordt deze variëteit beduidend meer gevonden, mogelijk vooral als gevolg van intensievere inventarisaties. In vrijwel alle slecht tot matig onderzochte atlasblokken zijn nieuwe groeiplaatsen van var. calcicola te verwachten. Syntrichia ruralis var. calcicola is gemiddeld half zo groot als Syntrichia ruralis var. arenicola. Het is daarvan te onderscheiden door de donkergroene bladkleur en de haakse hoek die de gestekelde glashaar met de onderzijde van de bladschijf maakt. De grootste bladbreedte ligt op of boven het midden van het blad. De nerf is vaak rood gekleurd.

Schistidium crassipilum
Schistidium crassipilum

Muurachterlichtmos

Schistidium crassipilum is een algemeen voorkomende soort van tuinmuurtjes, basaltglooiingen en oud beton. Het materiaal van Schistidium crassipilum werd vroeger veelal S. apocarpum genoemd (zie onder S. apocarpum voor toelichting). Het kaartje omvat dan ook zowel de recente opgaven van S. crassipilum als de oude opgaven van S. apocarpum s.l. Dit benadert het beste de werkelijke verspreiding. Muurachterlichtmos is zeer variabel en verschilt van S. apocarpum door de rechte blaadjes met slechts in het onderste deel van het blad omgebogen bladranden. Kenmerkend zijn verder de duidelijke centrale cilinder in de stengel en de cellen van de kapselwand, die voor het overgrote deel langer dan breed zijn. S. crassipilum is zeer variabel: in hetzelfde kussentje kunnen naast stengels met blaadjes die voorzien zijn van getande en langs de bladranden aflopende glasharen ook stengels voorkomen met blaadjes zonder glasharen of met heel korte, niet langs de bladranden aflopende glasharen.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen een uurtje- opzoek gaan naar de Mossen en andere natuurfenomenen in de Natuurtuin.

Tot volgende week, we zitten midden in het seizoen HERFST, en we gaan op zoek naar de:

Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2021- 40, Herfst in Natuurtuin De Robbert

Vandaag: Mossen en Korstmossen; Broedhaarmuts, Gewoon Dikkopmos, Verhalen over Mossen, Korst- en Levermossen en Kunstformen der Natur.

Zaterdag (2021-11-06), Een heldere herfstmorgen -geen mist en regen- wel een ‘gouden’ zonopkomst. De lucht kleurt zacht licht-blauw, wolken met een oranje warme gloed die langzaam overdrijven. Bij de Natuurtuin aangekomen zie ik op de buiten paden veel bladval. De vroege loofboomsoorten zoals de Es- en Lindebomen hebben bijna al hun kleurrijk blad laten vallen. De grillige boomkruinen zijn zichtbaar. Het tekent de boomsoorten in de lucht die jarenlang al groeien in onze leefomgeving. Vorige week hebben we onderling al over de Mossen gesproken. Wanneer Hester arriveert vraag ik haar of ze zin heeft om mee te lopen door de tuin opzoek naar Mossen en deze te determineren. (Determinatie is in de biologie het op naam brengen (determineren) van een plant-, bacterie- of diersoort, dat wil zeggen identificeren, of bepalen tot welk taxon (bijvoorbeeld geslacht, soort, ondersoort of variëteit) een bepaald exemplaar behoort. ) We maken foto’s gewoon met ons mobieltje en zoeken met Obsidentify naar de soortnaam, deze is gelinkt aan de website: waarneming.nl

Deze morgen kijken we maar eens -ter lering- naar de Korstmossen en Mossen die groeien op de bomen in de Natuurtuin en op ander substraat. Een van de eerste mossen die we deze morgen vinden is er een die op de stam van een Es groeit het :

Broedhaarmuts Orthotrichum lyellii (Foto: Will van Berkel)

Broedhaarmuts

Vertaald uit het Engels-Orthotrichum lyellii, ook bekend als Lyell's varkensmos, is een soort acrocarpous mos dat behoort tot de familie Orthotrichaceae. O. lyellii is te vinden in heel westelijk Noord-Amerika en Europa. Het wordt meestal epifytisch aangetroffen op een verscheidenheid aan bomen en minder vaak op rotsen of keisubstraten. Wikipedia (Engels)

Ecologie & verspreiding; Orthotrichum lyellii groeit op bomen met een rijke schors en is momenteel algemeen te noemen. De grote donkergroene zoden, met weinig vertakte, droog omhoog gekromde takken zijn vaak al van enige afstand te onderscheiden. Ook de altijd wel aanwezige broedkorrels maken herkenning eenvoudig. Orthotrichum lyellii is een pionier, die op een boom vaak snel weer uitsterft. De tweehuizige Broedhaarmuts vormt zelden kapsels. Komen in Nederland nog planten met sporenkapsels voor? Is O. lyellii ook zo'n soort, die op bepaalde locaties traditioneel (al decennialang wellicht) kapsels vormt en elders nooit? De kans op nieuwe pollen met kapsels is waarschijnlijk het grootst nabij bestaande kapselende pollen. Daar worden in de directe omgeving steeds mannetjes en vrouwtjes uitgezet en blijft de kans op een hernieuwd huwelijk aanwezig. In de Biesbosch (een jong gebied, waar het vroegere voorkomen van kapsels onwaarschijnlijk is) werden in 1993 éénmaal planten met sporenkapsels gevonden. De wilg is helaas nog hetzelfde jaar omgezaagd. Sporenkapsels van O. lyellii zijn bijzonder fraai. Het dekseltje is lang gesnaveld en de kapselmond draagt 16 bleke exostoomtanden en 16 oranje endostoomtanden.

Gewoon dikkopmos Brachythecium rutabulum (Foto: Will van Berkel)

Gewoon dikkopmos

Ecologie & verspreiding; Brachythecium rutabulum behoort tot de meest voorkomende mossen in Nederland en wordt tijdens een inventarisatie vaak als eerste genoteerd. Het komt voor op alle voedselrijke plaatsen en op alle denkbare substraten (van steen, schors, hout en strooisel tot oud schuimrubber). Dankzij de toegenomen stikstofdepositie is het ook veel te vinden in de vroeger grotendeels voedselarme gebieden op de zandgronden. Er is dan ook sprake van een sterke toename. De verspreidingskaart geeft vooral weer waar naar mossen is gekeken en waar niet.

Al langere tijd kijk ik naar Mossen en Korstmossen maar meestal in de Herfst en Winter -voor mij dan een rustige periode- heb enkele verhalen over Mossensoorten verzameld en voor het Natuurjaar-nr. 40 op een rij gezet.

Parapluutjesmos Marchantia polymorpha (Foto: Will van Berkel)

Parapluutjesmos

SPORENKAPSELS ONDERDAK.

Onlangs kreeg ik de Basisgids Mossen in mijn bezit. Dat zette me gelijk aan om een onderzoekje te startten naar het Parapluutjesmos wat ik zag groeien in een plantenbakje met vetplantjes. Dit Levermos is zowel te vinden op zonnige- en schaduwrijke plaatsen -waar het min of meer permanent vochtig en voedselrijke is- en groeit het liefst op wat verslempte bodems. De plant heeft, als alle levermossen, geen wortels of vaatsysteem.

Parapluutjes mos is een tweehuizig Levermos dat op de grond bodem bedekkende plakkaten vormt. Tweehuizig betekent dat de mannetjes en vrouwtjes niet in dezelfde plant voorkomen. De parapluutjes die in het voorjaar boven de groene lobben van dit Levermos groeien bevatten de geslachtsorganen. De hoge donkergroene diep uitgesneden vrouwelijke uitsteeksels lijken op palmbomen terwijl de lage bleekgroene mannelijke uitsteeksels meer op een paraplu vormen. Op deze foto is het vrouwtje met rijpe sporendoosjes -gele massa- zichtbaar onderaan de parapluutjes.

foto Will van berkel

Korstmossen en mossen op muurtje

Ongeveer een jaar geleden heb ik al eens geschreven; dit bericht: over –het voor mij- bijzondere met korstmos en mossen bezette tuinmuurtje. De titels van twee afleveringen zijn: “Muurzonnetje, korstmos, in groep gelijkend op een galactisch stelsel“ en “Korstmoslandschap, ‘natuurlijke’ decoratiekunst”. Thans is het korstmossenmuurtje nog steeds in takt. Het is alleen nog maar ‘rijker’ geworden aan soorten. Op dezelfde ondergrond -baksteen verbonden door voegen met mortelspecie- zijn de mossen nog steeds gezond en kleurrijk. Het lijkt alsof er nog meer soorten bijkomen. Wanneer je de website van www.BLWG.nl er op aan klikt lees je het volgende : “De laatste jaren verandert er door milieu- en klimaatomstandigheden veel in de korstmos flora in Nederland”. Mijn vraag is hoe lang blijft zo’n rijk milieu -zonder dat de mens er invloed op uit oefent- in stand?

(Foto: Will van Berkel)

Gewoon muursterretje of muurmos houdt stand ook in blakende zon

Nu, FLORON 2015 heeft uitgeroepen tot ‘Het jaar van de muurplanten’. Varens, muurleeuwenbek of muurhavikskruid, die verdwijnen nogal eens als muren gerestaureerd worden. Ben ik vanmorgen maar weer eens gaan kijken hoe het staat met het gevarieerde korst- en mossen muurtje. In de spaarzame zon nog enkele detail foto’s kunnen maken van het Gewoon muursterretje.
Gewoon muursterretje. (Tortula muralis) is een mos. De plant komt op muren en stenen in de stedelijke omgeving over de hele wereld voor. Het mos vormt ongeveer 5 cm hoge kussentjes. In vochtige toestand is het geelgroen, maar droog zijn de bladeren zwartachtig van kleur. Door de lange witte haren en de spitse bladeren hebben de kussentjes dan een zwartgrijze kleur. De plant onderscheidt zich van de eveneens veel in het stedelijk gebied voorkomende gewoon Muisjesmos (Grimmia pulvinata) door de langere vruchtsteel (seta) met in vochtige toestand een geelgroene kleur. Het gewoon muursterretje is een klein bladmosje met meestal onvertakte stengeltjes tot1,5cm. Het gewoon muursterretje is azuur blauwgroen tot lichtgroen met een grijs waas. De blaadjes afstaand en zwak ingerold, met een glashaartje (hyalien) aan de top. De blaadjes zijn vrij spits toelopend. Een plukje van het gewoon muursterretje wekt de indruk behaard te zijn. Het gewoon muursterretje heeft ook de naam: Muurmos. Bodem. Kalkhoudende, stenige ondergrond.
Sporen. De kapselsteel is in verse toestand geelbruin, spiraalvormig gewonden en tot 2cm lang. Oudere kapselstelen zijn donker verkleurd. Kapsel meestal licht gekromd en speelvormig met een gesnaveld dekseltje. Oudere kapseldoosjes zijn voorzien van kurketrekkerachtig opgerolde tandjes. Het muursterretje heeft doorlopend veel kapsels

Bijzonderheid. Het gewoon muursterretje gedraagt zich net als muurvaren (Asplenium ruta-muraria) als een vroege kolonisator van naakte rotsen, muren en daken. Het gewoon muursterretje is één van de weinige mossen die zo goed in de blakende zon standhoudt. Het mosje ontwikkelde in de loop van de evolutie enkele speciale morfologische kenmerken om langdurige droogte te overwinnen. Zo werden de blaadjes erg klein om overtollig vochtverlies tegen te gaan. Ze kunnen zich ook oprollen, wat uitdroging door bestraling en wind tot een minimum herleidt. Standplaats. Het gewoon muursterretje is algemeen op muren, dakpannen, puinhopen, stenen en rotsen.

muurzonnetje Foto: Will van Berkel)

Muurzonnetje, korstmos, in groep gelijkend op een galactisch stelsel

Terwijl ik dit stukje schrijf - richt ik me even op - en kijk door de ramen van de openslaande deuren naar buiten. De winter die geen ‘winter’ wil worden. Ik zie het merel mannetje - op het tuinterras - druk bezig met het uitzetten en verdedigen van de grenslijnen van zijn (toekomstig?) broedbiotoop. Al knokkend – zijn toekomstig vrouwtje? Hogerop zittend in de seringenstruik – afwachtend toekijkend naar het territoriumgevecht met zijn aangrenzende buurman, nu al in begin februari !.

Voor nu, de laatste foto in de reeks van korstmossen - zijn primitieve sporenplanten - die ik de afgelopen weken, heb geplaatst op mijn foto blog. De opzet is om - deze voor mij gevoel (onderbelichte) mossengroep - in de “schijnwerper” der belangstelling te plaatsen. De schoonheid de gevarieerdheid van vorm en kleur, is tevens ook een leuk macro ‘fotografisch’ onderwerp. Vandaar het plaatsen van de link i.v.m. het fotograferen o.a. van (korst)mossen. Altijd handig deze tips - veranderend inzicht en toepassing van de (nieuwe) techniek - leiden tot betere foto’s. Dat je zelfs – aan korstmossen - je leefmilieu eraan af kunt lezen blijkt een oude gedachte. ‘Citaat’ wat te lezen is op de website van de BLWG is de vereniging voor mossen- en korstmossenonderzoek in Nederland; - “Korstmossen zijn uitstekende indicatoren voor luchtvervuiling. In de jaren 1950 werden deze organismen al op grote schaal ingezet om de effecten van zure regen op de natuur te meten. In die tijd gold: veel korstmossen = schone lucht. Halverwege de jaren 1990 zijn de effecten van zure regen (zwaveldioxide) merkbaar afgenomen. Vanaf die tijd wordt het aspect van de korstmossenbegroeiing op bomen vrijwel uitsluitend nog door ammoniak bepaald. De relatie veel korstmossen = schone lucht gaat echter niet meer op” - .

Deze ‘schone lucht’ gedachte leeft bij mij ook nog steeds, het geen ik ook schreef bij de vorige week geplaatste foto “Korstmoslandschap, ‘natuurlijke’ decoratiekunst”. Hieruit blijkt maar weer dat je regelmatig de ontwikkelingen moet volgen - en je daardoor bij blijft - in de veelzijdigheid van alle natuurfacetten. Inspiratie halend uit de natuur geven mensen drive en aandacht, aan de natuur die voor ons menselijk bestaan zo belangrijk is. Ook in de kunst zie je vaak deze ontwikkelingen.

Nu terug naar de korstmos afbeelding; het muurzonnetje – ook aangetroffen, op het lage gemetselde muurtje – waarover ik vorige week schreef. Een mooi overwegend signaalgeel (zonnetje) korstmos. Een algemene soort die U wellicht ook kunt scoren in uw woonwijk. Groeit op bomen, op hout en op steen. Ecologie & verspreiding; Korstvormige soort met in steen verzonken geel-grijs thallus en platte, gele apotheciën. Groeit vooral op horizontale, tijdelijke vochtige matig kalkrijke of nutrientrijke zure steenoppervlakken, zoals baksteen. Het mos op de foto, is het gewoon muursterretje (Tortula muralis) is een algemeen over de gehele wereld voorkomende mossoort. Ze vormen kussentjes van enkele centimeters en de sporenkapsels staan op ongeveer twee centimeter lange vruchtstelen. De sporen kunnen jarenlang hun kiemkracht behouden. Beleef, ontdek, onderzoek korstmossen en de natuur in het algemeen, dat geeft drive, verwondering en blijvende inspiratie.

Bronvermelding; met dank aan Website BLWG.

Dat er ook nu nog steeds nieuwe korstmossoorten worden toegevoegd aan de lange soortenlijst, blijkt uit het onlangs ontdekte Dragonderdooiermos. Xanthomendoza huculica (S.Y. Kondr.) Diederich

Klik op de weblink:

https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=19493

Vals dooiermos Candelaria concolor (Foto: Will van Berkel)

Vals dooiermos, "stilleven schildering"op boomschors

Afgelopen weekend nogmaals opzoek naar korstmossen. Ben nog steeds verwonderd over de kleurrijke en veelvormige vormen structuren en samenstellingen van korstmossen. Dit korstmos - op de foto afgebeeld – is Vals Dooiermos, een niet bedreigde vrij algemene soort. Groeit voorbeeldig op de boomschors van een omgevallen populier. Even later schijnt de zon, het strijklicht valt op het opvallende citroengele bladvormige korstmos, en het plaatje van het – stilleven - ”Korstmoslandschap” is compleet. Het Grote dooiermos is uiterst algemeen op daken, op tuinmuurtjes, op betonnen paaltjes en tegenwoordig ook op bomen. In de duinen bedekt het de takken van oude vlieren, maar ook in het binnenland heb ik het vaak op vlieren gevonden. Het Oranje dooiermos groeit op dezelfde plaatsen als het Grote dooiermos, maar meer in kuststreken dan in het binnenland. Op ? 27/10/01 schreef Henk van Halm in Trouw; “Hoewel Nederland een van de aan korstmossoorten armste landen ter wereld is, groeien de korstmossen overal om ons heen, tot in de bebouwde omgeving. Veel korstmossen zijn gevoelig voor luchtverontreiniging, met name voor ammoniak en zwaveldioxide, andere varen daar juist wel bij. Kennis van korstmossen kan dus aanwijzingen geven over de toestand van de lucht en de neerslag. Daarnaast zijn korstmossen gewoon mooi en alleen daarom al het bestuderen en bekijken waard. Een korstmos is een dubbelwezen, bestaande uit een schimmel en een alg. Met mos heeft een korstmos niets te maken. Korstmossen gedijen in armoede”. Een ideaal hulpmiddel voor iedere natuurliefhebber die de bijzondere wereld van de korstmossen wil ontdekken. Een tip, onlangs is de 2e ongewijzigde druk; KNNV Veldgids Korstmossen - korstmossen determineren uitgebracht. Wellicht een idee in verband met de aankomende feestdagen.

Levermossen

De levermossen (Marchantiophyta, ook wel Hepatophyta of Hepaticophyta) zijn een vrij soortenrijke stam van planten. Het aantal wordt geschat op ca. 9000 tot 10000 soorten. Levermossen zijn meestal klein, meestal van 2-20 mm breed met individuele planten minder dan 10 cm lang. Toch kunnen bepaalde soorten grote stukjes grond, rotsen, bomen of andere redelijk stevige ondergrond bedekken. Ze zijn wereldwijd verspreid in bijna elke beschikbaar habitat, meestal op vochtige plaatsen hoewel er woestijnsoorten en arctische soorten zijn. Veel soorten komen voor in de tropen. Zij komen vooral voor in een vochtig klimaat, en vele zijn epifyten in tropische regenwouden. Ze komen echter ook in zeer koude gebieden voor als Noord-Siberië. Sommige soorten kunnen hinderlijk zijn in de schaduwrijke kassen of een onkruid zijn in tuinen.

Net als de mossen en hauwmossen hebben de levermossen een levenscyclus met een heteromorfe generatiewisseling en een dominante gametofyt. De cellen van de mosplant zijn haploïde (ze bevatten slechts een enkele set genetische informatie).

Kunstfromen der Natur mossentekeningen

Kunstformen der Natur (Kunstvormen der natuur) is een boek met lithografische prenten van de Duitse bioloog Ernst Haeckel. De oorspronkelijke publicatie bestond uit sets van tien tussen 1899 en 1904 en als compleet boek in 1904. Een tweede editie van Kunstformen, met slechts 30 prenten, werd uitgegeven in 1924.

Tot volgende week, we zitten nog steeds in het seizoen HERFST, en we gaan op zoek naar de:

Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

Klik op de weblink: https://commons.wikimedia.org/wiki/Kunstformen_der_Natur