Onderzoeksnieuws mei 2020

VOORJAAR Start-10, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Putter (Carduelis carduelis)
Putter (Carduelis carduelis)

Tussendoor bezoek; insecten zoeken met klopscherm en waterinsectenonderzoek in poelen

Zaterdag (2020-05-30),Wanneer ik vanmorgen vroeg de vitrage opzij schuif -en naar buiten de achtertuin in kijk- zie ik de: Putter (Carduelis carduelis): Een zangvogel uit de familie der vinkachtigen. Distelvink is de volksnaam voor deze vogel met zijn rode opvallende snuit rondom zijn snavel. Behendig vliegt de vinkachtige naar beneden en land op een stengel van de Gele lis. Dan zie ik dat hij of zij plukt van de witte pluimen van het Veenpluis Eriophorum angustifoliumVeenpluis is een plant uit de cypergrassenfamilie. De plant groeit op vochtige, zure grond, zoals heide en veen. Het vormt daar zoden met behulp van uitlopers. Opvallend is het lange, witte vruchtpluis, waaraan de naam ontleend is. Hij is plaatselijk vrij algemeen in Drenthe, de Kempen en de Ardennen. Een grote hoeveelheid in zijn snavel -plukt de Putter uit de zaaddoos-materiaal voor zijn nest, en vliegt weg.

Onderweg op de fiets richting de Natuurtuin vliegen ca. 50 Canadese ganzen in V-vlucht over me heen. is de wintervorst nu al opkomst? de zomer moet nog starten ;-/

Donderdag (2020-05-28),Tussendoor een bezoek aan de Natuurtuin. Stan voert nog wat maaiwerk uit aan de looppaden en ik ga het klopscherm testen -dat onlangs is aangeschaft voor onderzoek- daarna opzoek naar insecten. Zet het klopscherm in elkaar; twee ‘tentstokken’ kruislings naar de punten van het 1.00 meter vierkante grote ‘witte nylon doek’. Loop langs de randen van bomen en struiken. Hou het scherm onder de bladeren en klop voorzichtig op de takken, de insecten vallen op het doek en uitzoeken maar! Een nieuwe wants, voor de Natuurtuin, valt op het doek de:

Smalle randwants Gonocerus acuteangulatus)
Smalle randwants Gonocerus acuteangulatus)

Smalle randwants Gonocerus acuteangulatus (Goeze, 1778)

Herkenning - 12­-15 mm. Makkelijk te herkennen aan de hoekige schouders en de egaal gekleurde oranjebruine poten (de dijen en schenen hebben dezelfde kleur). Heeft in vergelijking met de zuringrandwants Coreus marginatus een smaller achterlijf en aan de voorkant van de kop tussen de antennen geen stekels. Zou verward kunnen worden metde jeneverbesrandwants Gonocerus juniperi, maar het connexivum heeft ongeveer dezelfde kleur als de vleugels (connexivum is overwegend geel in G. juniperi ).

Voorkomen- Algemeen en bijna overal in Nederland te vinden, ook op de waddeneilanden. Schaarser in het zeekleigebied. **

Biotoop - Zonbeschenen struwelen en bosranden met loofhout, met een voorkeur voor besdragende struiken zoals meidoorn, lijsterbes, vogelkers en vuilboom.

Fenologie adult - Overwintert als adult en heeft een generatie per jaar. Adulten kunnen nagenoeg het hele jaar worden aangetroffen, maar de meeste waarnemingen komen uit de periode april tot september met pieken in juni en augustus.

Tussendoor zie ik nog een aantal insecten op het ‘witte doek’ o.a. de nimfen van de Rood-pootschildwants. Ook een kleine wants zit ertussen: Groene appelschaduwwants en even later heb ik nog een opvallende Rood-zwarte halsbandwants.

Zaterdag (2020-05-30), Na twee vogeltelrondes in en buiten de Natuurtuin, loop ik de tuin weer binnen. Bij de brug wordt het schepnet gebruikt voor onderzoek naar waterinsecten. Als ik bij de groep ben zie ik in de sorteerbakken verschillende soorten. Gelijk de fotocamera erbij om ze vast te leggen in beeld, tekst en soortlijsten. Zo kunnen we zien hoe per jaar de ontwikkeling van diersoorten en insecten is in de Natuurtuin. Na de koffie zie ik een bruinig wantsje op mijn vogelkijker, gelijk roep ik Haakjesschildwants, waarna iedereen begint te lachen als of ik een grapje maak, maar het insect bestaat echt! De Nederlandse benamingen bij wantsen is vindingrijk en vormen prachtige namen voor het spel Scrabble.

Haakjesschildwants Podops inuncta)
Haakjesschildwants Podops inuncta)

Haakjesschildwants Podops inuncta (Fabricius, 1775)

Herkenning - 5,0-6,5 mm. Door het grote bruine schildje, dat nagenoeg het gehele achterlijf bedekt, niet te verwarren met andere schildwantsen Pentatomidae, maar lijkt wel op sommige pantserwantsen Scutelleridae. Van alle wantsen te onderscheiden door de opvallende haken op de voorrand van het halsschild ter weerszijde van de kop.

Voorkomen - Algemeen, in het hele land te vinden, maar zelden in kleigebieden. Ook op de waddeneilanden.

Biotoop- Droge tot natte grasvegetaties, ook op plekken die in het voorjaar onder water staan.

Fenologie adult - Overwintert als adult en kan het gehele jaar als volwassen dier worden gevonden met een duidelijke piek in de paringstijd in mei en juni.

Verschillende waterinsecten kan ik later noteren voor de soortenlijst. Het is een bevestiging van de soorten die we ook vorig jaar al eens gevangen en genoteerd hebben, zoals de Platte waterwants, Staafwants en Bootsmannetjes.

Alle waarnemingen van Flora en fauna is ook te lezen op de website Helmond - Bundertjes Noord-Brabant; https://waarneming.nl/locations/15502/

Veeel lees en onderzoekplezier,

 Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel .

VOORJAAR Start-9, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Enkele vogels zingen nog, waterinsecten elke week meer soorten in de poelen.

Zaterdag (2020-05-23), Na een natuurinspectie en vogelronde valt het ons op dat de vogelzang is afgenomen, niet alleen in de Natuurtuin. Op dit moment zijn de vogelparen volop bezig met het groot brengen van hun jongen. Er is geen tijd voor verleidelijke vogelzang. Een enkele Merel, Tjiftjaf en Zwartkop hoor je zingen, wellicht ivm het tweede legsel.

logo live atlas

Het eerste kwartaal van 2020 zijn 47 vogelsoorten ingevoerd met behulp van de LiveAtlas App van Sovon. De eerste vogel die ingevoerd werd dit jaar was de Boomklever op 04012020 de laatste vogelsoort op 14042020 is de Kleine karekiet. Enkele highlights die tot nu toe genoteerd zijn;

*Barmsijs, Koperwiek, Bonte vliegervanger, Tuinfluiter, Grasmus en Kleine karekiet. We streven er naar om elke maand 2 a 3 keer tijdens een (werk)bezoek zullen we een vogeltelling houden.

 Afbeeldingen: tekeningen zijn gemaakt door Rein Stuurman voor het vogelboek ‘ZIEN IS KENNEN!

Boomklever (Sitta europaea)
Boomklever (Sitta europaea)
Bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca)
Bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca)
Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)
Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)

Insecten die leven in de Grote plas

Vandaag het schepnet weer eens gepakt voor de waterinsecten in de Grote poel. Allerlei waterdiertjes die in het schepnet zitten zet ik even in de grote sorteerbak waarna ik ze terug zet. Een paar interessante insectensoorten presenteer ik in dit verslag.

bak met waterbeestjes
bak met waterbeestjes
Haft larve
Haft larve
Gewone snelzwemmer Agabus bipustulatu)
Gewone snelzwemmer Agabus bipustulatu)

Gewone snelzwemmer Agabus bipustulatus (Linnaeus, 1767)

De tweepuntbeekkever (Agabus bipustulatus) is een keversoort uit de familie waterroofkevers (Dytiscdae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1767 door Linnaeus.

Gewone tweevleugel (Cloeon dipterum)
Gewone tweevleugel (Cloeon dipterum)
Haft
Haft

Veruit de algemeenste haft in sloten, vijvers en langzaam stromende wateren. Leeft als nimfe tussen waterplanten en oevervegetatie. De soort Cloeon simile is schaarser en leeft in de mooiere slootjes en duinplassen in water wat niet zwaar door voedings-stoffen is belast. Cloeon dipterum kan daar juist zeer goed tegen.

Het geslacht Cloeon is samen met Procloeon een van de weinige waarvan de volwassen dieren slechts 1 paar vleugels hebben.

In de familie Baetidae, waartoe het geslacht Cloeon behoort, heb je verder alleen "beeksoorten", waaronder de geslachten Baetis , Centroptilum en Procloeon.

Haften hebben ook een stadium tussen larve (eigenlijk nimf) en volwassen, namelijk het subimago. Deze zijn te herkennen aan de ondoorzichtige vleugels.

De mannetjes en vrouwtjes zijn heel makkelijk uit elkaar te houden. De mannetjes hebben 'turbo-ogen'. Het achterlijf is deels wijnrood en de voorpoten zijn verlengd. De vrouwtjes hebben een opvallend bruine gekleurde rand langs de vleugels.

kikkerlarve
kikkerlarve

Kikkerlarve, fragiele amfibielarve de achterpootjes zijn er al. Nog even dan komen de voorpootjes en verdwijnt het staartje. Op de bijgevoegde foto is ook een doorzichtige Muggenlarve te zien.

De ontwikkeling van de kikkers is het proces van ei tot adult bij de kikkers (Anura). De tussenliggende stadia worden respectievelijk het embryonale, het larvale en het subadulte stadium genoemd.

Kikkers zetten de eieren (kikkerdril; ook wel kikkerrit genoemd) af in het water, dit is een verzameling eieren die een gelatineus en glibberig, doorzichtig omhulsel hebben. Uit de eieren komen na enige dagen tot weken de larven of kikkervisjes tevoorschijn. De larven worden ook wel dikkopjes, donderkopjes of kwakkebollen genoemd. Ook de larven van padden worden kikkervisje genoemd, het idee dat kikkers en padden twee verschillende groepen zijn is verlaten.

Volgende keer; insecten vangen met een klopscherm in de Natuurtuin

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

 

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

VOORJAAR Tussendoortje-3, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Wantsen en Krekels actief rondom de Natuurtuin.

Dinsdag (2020-05-19), Als ik vanmorgen bijtijds de Natuurtuin binnen stap is het maaisel al bijna bijeen geharkt. Het laatste restje dat zaterdag gemaaid werd. De temperatuur loopt op -weer een warme zonnige dag- tijd voor nog een ‘tussendoor’ onderzoekje. Vandaag ga ik eens kijken welke insecten zitten rondom in het terrein. Ondertussen pak ik mijn camera en klopnet wellicht kan ik me verbazen dat er veel verschillende insecten actief zijn -heb geen idee wat ik vandaag tegen kom- altijd een verrassing. De eerste ‘trek’ met het klopnet is een verrassing voor me de:

Rood-zwarte halsbandwants (Deraeocoris trifasciatus)
Rood-zwarte halsbandwants (Deraeocoris trifasciatus)

Rood-zwarte halsbandwantsDeraeocoris trifasciatus (Linnaeus, 1767)

Herkenning :

  • 8,5-12 mm. In Nederland de grootste soort.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • De kleur van de antennes varieert van bruin tot zwart. Bij de bruine antennes is het eind van segment 2 zwart. Antennesegment 2 is 2 keer zolang als segment 3 en 4 samen.
  • De kleur is variabel. Een geheel rode vorm, een rood met zwarte vorm en een geheel zwarte vorm.
  • Bij de rood-zwarte vorm (het meest gefotografeerd) is het schildje (scutellum) rood. Van de voorvleugels is de cuneus (uiteinde van het hoornachtig deel v.d. voorvleugel) rood met een zwarte punt. In het midden van de voorvleugels is een rode vlek die langs de vleugelrand doorloopt naar en over het zwarte halsschild.
  • De kop is bij alle kleurvormen zwart.
  • De kleur van de poten varieert van bruin tot zwart. De schenen hebben twee witte ringen.

Voorkomen: in Nederland gewoon in het binnenland. Palearctisch: Europa, Azie: het Midden-Oosten, de Kaukasus. (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: in loofbomen bij bosranden, parken, tuinen. O.a. in eik Quercus sp., zwarte els Alnus glutinosa en houtige (Rosaceae).

Ontwikkeling: __ volwassen wantsen worden waargenomern van midden mei tot eind juli. Een generatie per jaar.

Overwintering: als ei.

Voedsel: zoofaag. Bladluizen (Aphidoidea), bladvlooien (Psylloidea) en kleine rupsen van vlinders (Lepidoptera).

Even later vang ik nog een paar leuke wantsen de: Bruine getande randwants en de Gele viervlekwants. Ook een mooie Krekelsoort voor Z-O Brabant zat in het net. Als ik de vangst sessie wil afsluiten en het net inspecteer zit er een Nachtvlinder in: de Appeltak, een echte zomervlinder.

Bruine getande randwants (Coriomeris denticulatus)
Bruine getande randwants (Coriomeris denticulatus)

Bruine getande randwantsCoriomeris denticulatus (Scopoli, 1763)

Herkenning - 8,0-9,5 mm. Middelgrote randwants die makkelijk te herkennen is aan de rij witte doorns op de zijkant van het halsschild. De enige soort die dit ook heeft is de veel zeldzamere Coriomerus scabricornisCoriomeris denticulatus heeft echter twee grote en enkele kleine doorns op de achterdij (een grote en enkele kleine doorns bij C. scabricornis ) en heeft op het tweede antennesegment korte schuin afstaande en lange recht afstaande haren (alleen korte schuin afstaande beharing bij C. scabricornis ).

Voorkomen - Vrij algemeen in de duinstreek en op de binnenlandse zandgronden. Ook op de waddeneilanden.

Biotoop - Warme, droge biotopen met vlinderbloemigen.

Fenologie adult - Overwintert als adult en heeft een generatie per jaar. Adulten kunnen het hele jaar gevonden worden met een duidelijke piek van mei tot augustus. 

Gele viervlekwants (Dryophilocoris flavoquadrimaculatus)
Gele viervlekwants (Dryophilocoris flavoquadrimaculatus)

Gele viervlekwantsDryophilocoris flavoquadrimaculatus (De Geer, 1773)

Herkenning:

  • 6-6,6 mm.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • Zwarte antennes. Antennesegment 1 is roodbruin, geelachtig bruin en alleen bij de basis zwart.
  • Een zwarte wants met geelachtige vlekken. Langwerpig van vorm.
  • Kop, halsschild (pronotum) en schildje (scutellum) zijn zwart.
  • Voorvleugels: de clavus (smal driehoekig vlak tussen schildje en hoornachtig deel v.d. voorvleugel) is zwart. Het corium (hoornachtig deel v.d. voorvleugel) is tot voorbij het midden geelachtig. De cuneus (uiteinde van het hoornachtig deel v.d. voorvleugel) is geelachtig met zwarte punt. Een zwart membraan (vliezig deel v.d. voorvleugel) met een witte vlek aan de zijkant.
  • De dijen zijn roodachtig bruin, de schenen zijn geel en de tarsi (voeten) zwart.

Voorkomen: in Nederland zeer algemeen met uitzondering van de Waddeneilanden. Palearctisch: Europa, Noord-Afrika, Azie: Kaukasus (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: bosranden, houtwallen, parken, tuinen op eik.

Ontwikkeling: de volwassen wantsen worden waargenomen van midden april tot eind juni, incidenteel in september. Een generatie per jaar.

Overwintering: __ als ei.

Voedsel: zoofytofaag: Eik Quercus sp. Nimfen en jonge volwassen wantsen voeden zich vooral met sappen uit knoppen en bloeiwijzen. Oudere wantsen leven van bladluizen (Aphidoidea), bladvlooien (Psyllpidea), stofluizen (Psocoptera), insecteneieren, kleine rupsen en nimfen van andere blindwantsen.

Greppelsprinkhaan (Roeseliana roeselii)
Greppelsprinkhaan (Roeseliana roeselii)

Greppelsprinkhaan Roeseliana roeselii (Hagenbach, 1822) 

Kenmerken Groen-bruine sabelsprinkhaan met halflange vleugels. Opvallend is de brede witte zoom aan de zijkant van het halsschild. De kleur is variabel, maar typische dieren zijn overheersend groen aan de zijkant en bruin op de bovenkant. Zelden treden volledig gevleugelde dieren op die kunnen vliegen. Legboor van het vrouwtje aan het begin met knik, daarna slechts licht gekromd.

Geluid De mannetjes maken een gelijkmatig, hoog, snorrend geluid dat vergelijkbaar is met een doorlopende naaimachine. Het is een vrij zacht geluid (veel zachter dan Grote Groene Sabelsprinkhaan), dat tot 10 meter hoorbaar is. Voor de ouderen onder ons: op een gegeven moment ligt de gehoorgrens lager dan de frequentie van de Greppelsprinkhaan.

Habitat De soort komt voor in hoogopgeschoten kruiden- en graszomen.

Voorkomen In Nederland plaatselijk talrijk, in Midden-Europa een van de algemeenste sabelsprinkhanen.

Appeltak (Campaea margaritaria)
Appeltak (Campaea margaritaria)

Appeltak Campaea margaritaria (Linnaeus, 1767)

De appeltak (Campaea margaritaria, syn. Campaea margartitata) is een nachtvlinder uit de familie van de spanners. De vlinder heeft een spanwijdte van 42 tot 55 millimeter en is daarmee een grote vlinder uit deze familie. Het verspreidingsgebied beslaat geheel Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De vlinder vliegt in twee generaties, de eerste in mei en juni en de tweede in augustus. De rups heeft verschillende loofbomen als waardplant, voorbeelden zijn eik, berk, prunus en meidoorn. De winter wordt als rups doorgebracht op een tak van de waardplant waarvan de zachte bast kan worden gegeten. Begin april verpopt de appeltak om in mei de eerste generatie te leveren.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

VOORJAAR Tussendoortje-2, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Bijen actief en diverse grote insectensoorten in de Natuurtuin.

Maandag (2020-05-18), Vandaag is het maaisel bijeen geharkt dat zaterdag gemaaid werd. Na het ‘zware’ werk is er ook nog tijd voor een ‘tussendoor’ onderzoekje. Samen met Wil en Stan lopen we een rondje door de zon overgoten Natuurtuin. Ondertussen maken we foto’s van allerlei insecten we verbazen ons dat er zoveel verschillende insecten actief zijn in de Natuurtuin.

Ephialtes manifestator
Ephialtes manifestator
Ephialtes manifestator
Ephialtes manifestator

De meeste soorten uit het Dolichomitus-complex parasiteren kevers en hebben een voorkeur voor bossen en heides, terwijl Ephialtes-soorten zich tot bijen wenden (eerder in een stedelijke omgeving). Enkel op basis van dit gedrag zijn beide genera uit elkaar te houden, zonder zeer gedetailleerde foto's van onder andere de legboor..

Houtlangpootmug (Tanyptera atrata)
Houtlangpootmug (Tanyptera atrata)

Houtlangpootmug Tanyptera atrata

De Spanwijdte 30-40 mm, juni-juli.

Kenmerken Mannetje met gekamde voelsprieten en geelbruin of zwart achterlijf. Vrouwtje (208 4 g) met sterk glanzend, bijna rood achterlijf, dat telescopisch uitschuifbaar is.

Voorkomen In vochtige bossen. Lokaal algemeen in Nederland en België.

Levenswijze Het vrouwtje legt met behulp van haar legboor de eieren diep in vermolmd hout waarin zich de larven ontwikkelen.

Solitaire bijen actief: Aan het eind van de ronde door de Natuurtuin kijken we nog even bij de bijenstal vele soorten zijn actief. Het solitaire bijenvolkje gonst als het een harte lust is, en ze vliegen in en uit met stuifmeel en enkele soorten zijn bezig met hun verblijven, nesten en broedzorg.

Ranonkelbij (Chelostoma florisomne)
Ranonkelbij (Chelostoma florisomne)

Ranonkelbij Chelostoma florisomne (Linnaeus, 1758)

De Ranonkelbij komt vrij algemene voor op de hogere zandgronden en in Zuid-Limburg, ze is zeldzaam in het westen. Chelostoma florisomne nestelt in dood hout in natuurlijke of kunstmatige gaten, maar ook in holle stengels. Voor de wanden wordt leem met kleine steentjes gebruikt.
Vrouwtjes zijn herkenbaar aan de grote kaken en het uitstekende kopschildje. De rugplaten zijn voorzien van eindbandjes, het stuifmeelverzamelapparaat aan de buikzijde is grauw wit. Het mannetje is meer witbehaard, de onderzijde van de voelsprieten zijn grotendeels geel. Drachtplanten zijn voornamelijk de boterbloemen (ranonkelfamilie). Om één broedcel te kunnen voorzien van stuifmeel is 12,5 milligram pollen nodig.

Tronkenbij (Heriades truncorum)
Tronkenbij (Heriades truncorum)

Tronkenbij Heriades truncorum (Linnaeus, 1758) De Omschrijving:

Overwegend kleine, zwarte dieren met lichte haarbandjes, weinig behaard. Het cilindrische achterlichaam van het mannetje heeft kleine putjes. Het gezicht heeft wat vuilwitte beharing. De vrouwtjes hebben gele verzamelharen aan de onderkant van hun achterlijf. Verwarring is mogelijk met tubebijen of klokjesbijen.

De Tronkenbij nestelt in oude kevergangen in oud hout, vaak een afgeknotte rest van een boom (tronk), maar ook in andere kiertjes. Nestelt ook in houtblokken of in stengels van rietdaken. Gaatjes van 3 à 4 mm zijn reeds voldoende. Nestgangen van vorig jaar worden na reiniging opnieuw gebruikt. Het wandje tussen de twee cellen wordt gemaakt van hars, kieren in de zijkant worden met ook hars dichtgemetseld. In de eindprop worden in de hars ook zandkorreltjes of stukjes blad verwerkt. De hars wordt gehaald van dennenbomen of van boomknoppen.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

VOORJAAR Start-8, LENTE in de Natuurtuin De Robbert

Maaiwerk, goed voor het vogel jongbroed? en tijdens het insectenonderzoek worden we geconfronteerd met een Poelpiraat.

Zaterdag (2020-05-16), Vandaag stap ik de Natuurtuin iets later binnen ivm een LiveAtlas vogeltelling in het omliggende natuurterrein en zie dat Stan al twee/derde van de maaiwerkzaamheden heeft uitgevoerd. De vogeltelling is afgelopen donderdag al uitgevoerd vooraf van het ‘Tussendoortje’. Verschillende vlaktes zijn gemaaid in de verschillende biotoopjes ‘Mozaïek beheer’ zeggen ze in het biologische beheer. Als de om gemaaide planten even ligging in de zon zie ik dat de vogels al profiteren van het uitgevoerde werk van Stan. Ze halen namelijk de gemakkelijke bereikbare insecten weg tussen de planten stengels voor hun jongbroed. Zie een Roodborst, tjiftjaf, koolmees en natuurlijk de merel -die is er als de kippen bij- een specialist bij uitstek op het grasveld foerageren.

Vooraf aan het onderzoekswerk maak ik een paar foto van de rond vliegende Juffers: Lantarentje, Weidebeek- en Azuurjuffer ook enkele insecten die nog in het schaduwrijke gedeelte zitten zijn gemakkelijk te fotograferen.

Azuurwaterjuffer Coenagrion puella (Linnaeus, 1758))

Zeer algemene waterjuffer met relatief blauwe mannetjes en zeer donkere vrouwtjes. De lichte schouderstreep is niet onderbroken (uitroepteken bij man Variabele waterjuffer). De mannetjes hebben op S2 een kenmerkende zwarte U-tekening, die niet verbonden is met de onderrand van het segment. Bij de vrouwtjes is ten opzichte van donkere Variabele waterjuffers het halsschild determinerend.

Samen met Kees pakken we de spullen: schepnetjes en bakjes voor een insecten onderzoek in de grote poel. We installeren ons vlakbij de Grote poel en houtenbrug, korte loopafstand en zo kunnen de insecten we snel terug in het koele water. Als we de eerste ‘trek’ uitzoeken zien we kleine libellenlarven in het water zitten, deze vervellen 2 – 4 keer. Hierna klimt de larve uit het water, kruipt omhoog langs bv een rietstengel of bies, en kruipt dan aan de bovenzijde uit het huidje (dat achter blijft):

libelle larve eerste fase
libelle larve eerste fase
huid larve na uitsluipen libelle
huid larve na uitsluipen libelle
larve Gewoon bootsmannetje (Nononecta glauca)
larve Gewoon bootsmannetje (Nononecta glauca)

Gewoon bootsmannetje(larve/ nimf) Notonecta glauca Linnaeus, 1758

Notonectidae (Bootsmannetjes)

Een omvangrijke kosmopolitische familie. In Nederlanden Belgie komt daarvan alleen het genus Notonecta voor met zes soorten. Ook wel rugzwemmers genoemd, omdat ze met hun buik naar boven zwemmen. Het zijn uitstekende zwemmers en vliegers, maar bewegen zich onbeholpen op het land. Het zijn roofdieren met allerlei prooien ook insecten, die in het water zijn gevallen. Ze jagen hun prooi actief na.

Ze komen naar het wateroppervlak om hun voorraad lucht aan te vullen. Die toevoer van lucht wordt voor het grootste deel aan de buikkant tussen haartjes opgeslagen. Door die grote voorraad lucht zijn ze licht en drijven ze naar boven als ze niet zwemmen of zich vasthouden.

Bootsmannetjes zijn vaak vanaf foto's te determineren, maar alleen als de rug is gefotografeerd. Dus niet vanaf foto's van de buikzijde. Zet a.u.b. die foto's bij Notonecta spec. Nimfen (geen ontwikkelde dekvleugels) zijn ook niet te determineren.

Jonge wantsen (nimfen) zijn, als ze uit het ei komen, ongevleugeld; de vleugels groeien, in de loop van een aantal vervellingen, tot het volwassen formaat uit. Wantsen hebben een onvolledige gedaanteverwisseling, ze kennen namelijk geen verpopping. Een nimf ziet er meestal al hetzelfde uit als een imago (volwassen insect), maar dan zonder de vleugels. Bij sommige soorten hebben de nimfen felle kleuren als rood of geel om vijanden af te schrikken. Onder de wantsen zijn enkele soorten die een vorm van broedzorg kennen, waarbij de ouders hun eitjes of nimfen beschermen. Soms beschermen ze ook elkaars nimfen, wat uitzonderlijk is bij insecten. De volwassen wants is in de Natuurtuin op 2019-06-15 geregistreerd, de wantsen soortenlijst telt op dit moment 71 soorten.

Als we in de sorteerbak roeren zie ik -tussen de mee geschepte Waterviolier, snel op het water lopend, spinnetje. Maak zoals altijd een bewijsfoto en zoek uit welke soort is het?, de:

Poelpiraat (Pirata piraticus)
Poelpiraat (Pirata piraticus)

PoelpiraatPirata piraticus (Clerck, 1757)

De Poelpiraat is een spin die behoort tot de wolfspinnen. De soort komt voor in grote delen van Europa. Het vrouwtje is 4,5 tot 9 mm groot, het mannetje wordt 4 tot 6,5 mm. Het kopborststuk is gelig of groenig. Het achterlijf is middel- tot olijfbruin. Aan beide kanten van het kopborststuk en achterlijf zit een witte band. De poten zijn groenig geel gekleurd. De poelpiraat komt voor in stilstaande of langzaam stromende wateren in het Holarctisch gebied.

Waterroofkevers(Dytiscidae) zijn een familie van insecten uit de orde kevers (Coleoptera). De verschillende soorten worden gekenmerkt door de op het leven onder water aangepaste en roofzuchtige levenswijze.

larve waterroofkever
larve waterroofkever
larve geelgerande waterkever
larve geelgerande waterkever

Ook zitten er twee soorten waterroofkevers larven in de bak, die vervellen ook een aantal keren. Soms vind je het uitgetrokken huidje drijvend in het water. Ze hebben twee ‘knijptangen’ waarmee ze hun prooien vangen en vasthouden met foerageren.

Volgende keer meer over Vogels in en rondom de Natuurtuin.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

JAAR Tussendoortje-1, LENTE in de Natuurtuin De Robbert

Diverse insectensoorten in de Natuurtuin.

Donderdag (2020-05-14), Vorige week werd het plan opgevat voor een ‘tussendoor’ onderzoekje. Met volmondig JA is gereageerd op de vraag. Vooruit lopend op de komende maai beurt, om nog extra te kijken naar de flora en fauna in de Natuurtuin. Vele planten zijn ontwaakt uit de winterperiode, daar profiteren de insecten nu volop van. Stan en Wil lopen de verschillende planten biotoopjes langs -op zoek naar nieuwe plantensoorten en zelf neem ik de insectengroepen. Vandaag heb nogal wat larven/nimfen in mijn vangnet. Nu in het voorjaar leer je deze eerste levens fase van de wantsen en ander insecten kennen. Ze zijn prachtig getekend en zien er al zo volmaakt uit. Bij sommige soorten volgen er nog drie soms vier veranderstadia voor ze volwassen zijn.

Grote bonte graswants (Nimf) (Leptopterna dolabrata)
Grote bonte graswants (Nimf) (Leptopterna dolabrata)

Grote bonte graswants(Nimf)

Leptopterna dolabrata (Linnaeus, 1758)

De grote bonte graswants is een insect uit de familie van de blindwantsen.

Het volwassen exemplaar is op: 2019-06-08 aangetroffen.

Aardappelprachtblindwants (Nimf) (Closterotomus norwegicus)
Aardappelprachtblindwants (Nimf) (Closterotomus norwegicus)

Aardappelprachtblindwants (Nimf) Closterotomus norwegicus (Gmelin, 1790)

De Aardappelprachtblindwants is een wants uit de familie van de blindwantsen.

Het volwassen exemplaar is op: 2019-06-08 aangetrofen.

Ook zijn er andere insecten en planten aangetroffen in de Natuurtuin neem een kijkje op de website van waarneming.nl en ervaar hoe soortenrijk de Natuurtuin is. Klik op de link voor het foto soortenrijke overzicht.

https://waarneming.nl/locations/15502/photos/?advanced=on&page=1

Fraaie schijnbok (Oedemera nobilis)
Fraaie schijnbok (Oedemera nobilis)

Fraaie schijnbok Oedemera nobilis (Scopoli, 1763)

 

De fraaie schijnboktor of fraaie schijnbok (Oedemera nobilis) is een keversoort uit de familie schijnboktorren (Oedemeridae).

Gewone meikever (Melolontha melolontha)

Gewone meikever Melolontha melolontha (Linnaeus, 1758)

De meikever of gewone meikever (Melolontha melolontha) is een insect uit de orde kevers (Coleoptera) en de familie bladsprietkevers (Scarabaeidae). De meikever is met een lengte tot 3 centimeter een middelgrote soort, de kleur van de dekschilden en de poten is kastanjebruin. Het gehele lichaam is voorzien van een fijne, witte beharing en de segmenten van het verder zwarte achterlijf hebben aan weerszijden driehoekige witte vlekjes. De antennes hebben een oranje kleur en eindigen in een langwerpige verdikking. Deze bestaat echter uit verschillende lamellen die eenmaal uitgewaaierd duidelijk zichtbaar zijn en worden gebruikt bij het zoeken naar voedsel of een partner. De meikever staat bekend als een belangrijk plaaginsect, omdat de larven schade kunnen toebrengen aan door de mens geteelde gewassen. De larven eten wortels van planten en kunnen een verwoestende uitwerking hebben op moestuinen en gazons.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

VOORJAAR Start-7, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Grote insecten en een Lastig duo in Natuurtuin.

Zaterdag (2020-05-09), Wanneer ik vanmorgen bijna bij de Natuurtuin ben, zie ik een geit -vrouwelijk ree- in het aangrenzend weiland. Het zijn herkauwende evenhoevigen, die zich kenmerken door het gewei van het mannetje. Ik kijk nog even over mijn schouder als ik van de fiets stap, en zie hoe ze me nakijkt of de ‘kust’ voor haar weer veilig is. Nu is het de TOP-tijd -voor het luisteren en bestuderen- van de uitbundige vogelzang. Zang is de pootprint voor herkenning van welke vogelsoort is aanwezig in de Natuurtuin.

Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)
Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)

Stan is al aanwezig, hij heeft de looppaden gemaaid. Hij laat me even later een filmpje zien met een groen bosje en het geluid van een vogel. Welke zingt daar? Welke vogelsoort is het ? De eerste conclusie na rijp beraad is Bosrietzanger! Acrocephalus palustris – Rietzangers. Een grijs/bruin kleine vogel, die met vele andere grijs/bruine soorten verwisseld wordt. Bosrietzanger en Spotvogel zijn trekvogels die pas laat in het voorjaar arriveren. Hun zang is lastig te onderscheiden. Allebei zijn het meesterimitators, die geluiden van andere vogels in hun zang verwerken.

Klik op de link voor info en zang:

https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/late-zomergasten-een-lastig-duo

Of lees de vogel info en luister de zang in de online vogelgids van Vogelbescherming:

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids

De zon schijnt volop en de buitentemperatuur loopt op, tijd voor insecten onderzoek. Met gebruik van het klopnet vang ik vele soorten o.a. Kevers, Krekels, Wantsen ect. Tref naast een handje vol een Wantsen aan. Het is een nieuwe soort voor steeds langer wordende Wantsenlijst, de:

Sombere dartelwants (Peritrechus geniculatus)
Sombere dartelwants (Peritrechus geniculatus)

Sombere dartelwants Peritrechus geniculatus (Hahn, 1832)

De bodemwantsen (Lygaeidae) leven vooral op de bodem van zaden (niet alle soorten) en hebben vaak wat sombere kleuren (grijs, zwart, bruintinten). Een uitzondering zijn de kleurige ridderwantsen uit de subfamilie Lygaeinae. Er zijn in Nederland tien subfamilies. Henry (1997) heeft een indeling gemaakt, waarin de familie verheven is tot de superfamilie Lygaeidea en veel subfamilies tot families (Vooral in Amerika veel gebruikt).

Onderfamilie Rhyparochrominae - rookwantsen. Tribus Rhyparochromini. Genus Peritrechus.

Genus Peritrechus : Alle soorten zuigen polyfaag aan zaden en leven hoofdzakelijk op de bodem. Een algemeen kenmerk is een lichte vlek aan de zijkant van het halsschild (vaak niet goed zichtbaar). De voordijen hebben slechts een of twee kleine stekels.

Herkenning:

  • 5-5,9 mm.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • Zwarte antennen.
  • De kop, het schildje (scutellum) en het voorste deel van het halsschild (pronotum) zijn zwart. Het achterste deel van het halsschild is bruin en zwart gepuncteerd. Het schildje met een Vvormige bruine tekening op het eind.
  • De voorvleugels zijn grijsbruin met donkere lijnen en spikkels. De zijrand van de voorvleugels (gedeelte corium) heeft een smalle geelachtige rand. Het bruine membraan (doorzichtige deel van de voorvleugels) heeft witachtige aders.
  • Zwarte dijen (meestal lichtbruin bij de 'knieen'). De geelbruine voor- en middenschenen zijn proximaal donker. De achterschenen zijn bijna altijd zwart.

Voorkomen: In Nederland zeer algemeen in het binnenland en in de duinen, elders zeldzamer. Europa, van zuidelijk Scandinavie tot in het Europese deel van het Middellandse Zeegebied. Naar het oosten tot in West-Siberie, Kaukasus en rond de Kaspische Zee

Biotoop: Droge tot matig vochtige gebieden met grassen. Zowel open als halfschaduwrijke gebieden. Geen echte voorkeur voor een bodemsoort, zijn vaak algemener op zandgronden.

Ontwikkeling: Volwassen wantsen van de nieuwe generatie verschijnen vanaf eind juli of in augustus. Een generatie per jaar.

Overwintering: De volwassen wantsen overwinteren.

Voedsel: Fytofaag: Zaden op de bodem en in de planten. Mogelijk (niet bewezen) zijn grassen als voedingsplant belangrijk.

Mijn Werktafeltje is opgezet nabij de natuurlijke Zuidelijke poel. Tijdens de onderzoek werkzaamheden hoor Ik op de achtergrond in het riet de zang van de Kleine karekiet Acrocephalus scirpaceus . Ook zo’n grijs/bruine zanger die op zicht bijna niet te onderscheiden is van de andere familie soorten. Kijk voor meer in info op de online Vogelgids. Tijdens de zang een geluid opname gemaakt zag ik een Bruine korenbout rond vliegen. Een prachtige ‘echte’ libel. De vrouwtjes en jonge mannetjes van de Bruine korenbout zijn door hun oranjebruin achterlijf met zwarte wigvormige lengtestreep onmiddelijk herkenbaar. Ook zit er even later een groot insect in het net, als ik het net uitschut in de ‘witte’ bak blijkt het een Distelboktor te zijn. Opvallend zijn de lang gebogen zwart/witte voelsprieten.

Bruine korenbout (Libellula fulva)
Bruine korenbout (Libellula fulva)

Bruine korenbout is een libellensoort uit de familie van de korenbouten, onderorde echte libellen. Het is een opvallende oranje verschijning die in Nederland vrij zeldzaam is. Libellula fulva is in 1764 wetenschappelijk voor het eerst beschreven door Müller.

Gewone distelboktor (Agapanthia villosoviridescens)
Gewone distelboktor (Agapanthia villosoviridescens)

Gewone distelboktor: De gewone distelboktor, distelbok of distelboktor (Agapanthia villosoviridescens) is een keversoort uit de familie van de boktorren (Cerambycidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd in 1775 door De Geer. De zwartstreepsmalbok wordt ook wel distelboktor genoemd.

Nog meer verschillende insecten vang ik met het klopnet, bekijk deze dieren en maak een foto, net zoals alle andere waarnemingen die gemeld zijn op waarneming.nl Link: Helmond – Bundertjes, Noord-Brabant: https://waarneming.nl/locations/15502/

Volgende keer meer over de vogels in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

VOORJAAR Start-6, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Zaterdag (2020-05-02), Vanmorgen -de dag begon fris met zon_ goede weersomstandigheden tijdens de vogeltelling langs de ‘oude’ Zuid-Willemsvaart. Hoor hier nu in de rietkragen, de eerste Kleine karekieten Acrocephalus scirpaceus van dit jaar. Deze 12 gram zware vogeltjes zingen de hele dag door in het riet. Even verder op in een klein boompje -zit op het uiterste hoge takje- om het terrein te over zien, een Roodborsttapuit.

Roodborsttapuit (Saxicola rubicola)
Roodborsttapuit (Saxicola rubicola)

Roodborsttapuit Saxicola rubicola (Linnaeus, 1766) Een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters, met de opmerkelijke eerste veld kenmerken, donkere zwart/bruine kop met ‘witte sjaal’ en oranje/rode borst. Het is geen meesterzanger de alarmroep zal eerder opvallen dan de zang. Het geluid wat deze ‘zanger’ produceert lijkt op -het tegen elkaar ketsende, regelmatig tikken- achter elkaar van twee kiezelsteentjes. Vandaar de Engelse naam Stonecat.

Even later loop ik rond met Stan door de Natuurtuin. We zien dat de ontwikkeling van de planten in de natte plaatsen de laatste week snel gegaan is. Binnenkort is het een ‘wilde’ bloemen zee. Op de achtergrond horen we continu op de achtergrond de roep van de Koekoek. Wel vijftig maal het zelfde roepje "koe-koek" "koe-koek".

Koekoek (Cuculus canorus)
Koekoek (Cuculus canorus)

Koekoek Cuculus canorus (Linnaeus, 1758) Het geluid van de koekoek is van ver te horen. Alleen man roept sonoor "koe-koek", de vrouw heeft een hinnikende triller. De soort heeft spitse vleugels en een lange staart. Vliegt met een snelle vleugelslag waarbij de vleugels nauwelijks boven het lichaam uitkomen. De koekoek zit vaak op een open plek met afhangende vleugels en nauwelijks zichtbare poten. Mannetjes hebben een effen blauwgrijze borst, kop en bovenzijde. De witte buik met zwarte bandering is scherp gescheiden van de blauwgrijze borst. Het kleed van vrouwtjes kent twee varianten, een grijze en een bruine. Koekoeken leggen één of enkele eieren in de nesten van andere vogels, de waardvogels, in totaal kan dat bij zo'n 25 nesten gebeuren. Wel ca. 20 vogelsoorten kunnen bezoek krijgen van het vrouwtje, die hun een broedseizoen lang bestemd tot pleegouders. Legt een Koekoek een ei in het nest van een Kleine karekiet het jaar erop zoekt zij weer een nest van deze vogelsoort op.

In mijn schooltijd zijn door Rizla een 2 tal vogelboekjes uitgegeven ‘Zo leer je vogels kennen’ deel 1 (1960) door Ko Zweers en deel 2 (1961) geschreven door Rinke Tolman. Bovenstaande aquarel plaatjes zijn te zien in deze albums, 100 vogelsoorten zijn beschreven in deze serie. Kan me nog herinneren dat ik Deel 1 met een leerling ruilde, voor een pakje ‘Bazooka bubble gum’ kauwgom.

Nog net voor een aanstormende regenbui ving ik met het klopnet een paar wantsen de; Voorjaars eikenblindwants Harpocera thoracica , een Donsblindwants Psallus spec. en deze mooi gekleurde en getekende:

 

Geribde prachtblindwants (Miris striatus)
Geribde prachtblindwants (Miris striatus)

Geribde prachtblindwants Miris striatus (Linnaeus, 1758)

Familie Miridae - blindwantsen. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van puntogen (ocelli), waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben (vandaar de naam blindwants voor de Miridae).

Herkenning:

  • 9,2-11,8 mm.
  • Langvleugelig (macropteer).
  • Antennesegment 1 is roodbruin tot zwart, segment 2 is bruin tot zwart. Segment 3 is bruinachtig, maar proximaal licht. Segment 4 is bruinachtig.
  • De kop is zwart met naast het oog een kleine gele vlek.
  • Een zwart halsschild (pronotum) met gele tekening, een zwarte schildje (scutellum) met meestal twee gele strepen.
  • Zwarte voorvleugels met gele aders en met gele lengtestrepen tussen de aders. De cuneus (uiteinde van het hoornachtig deel v.d. voorvleugel) is van geel tot oranjerood zonder een zwarte punt. Het membraan (vliezig deel v.d. voorvleugel) is zwartbruin met gele of oranjerode aders.
  • Donkerbruine of roodbruine poten. Schenen hebben zwarte stekels. De voeten (tarsi) zijn zwart.
  • De zwarte nimfen met gele tekening lijken op mieren.

Voorkomen: zeer algemeen in Nederland in 2010. Palearctisch: Europa, Noord-Afrika (Canarische eilanden) en Azie (Turkije). (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: bosranden, houtwallen, parken, tuinen.

Ontwikkeling: volwassen wantsen van mei tot eind juli. Een generatie per jaar.

Overwintering: __ overwintert als ei.

Voedsel: zoofytofaag: jong blad, groeipunten en rijpende zaden van vooral Eik Quercus sp . en sporkehout Rhamnus frangula. Ze komen echter ook voor op appel ( Malus sp. ), berk ( Betula sp. ), els ( Alnus sp. ), hazelaar ( Corylus avellana ), iep ( Ulmus sp. ), meidoorn ( Crataegus ), peer ( Pyrus sp. ), sleedoorn ( Prunus spinosa ), wilg (Salix sp. ). Maar zowel nimf als imago zijn vooral roofzuchtig en leven van bladluizen (Aphidoidea), wol- en schildluizen (Coccoidea), rupsen en poppen van verschillende bladmineerders en bladrollers en larven van bladkevers (Chrysomelidae).

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ vanuit de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel