Onderzoeksnieuws december 2020

NATUURJAAR Tussendoortje-10, WINTER in de Natuurtuin De Robbert

WINTER-2020. zaterdag (2020-12-26), Vanmorgen op weg naar de Natuurtuin. De Buitentemperatuur ligt ver boven nul Celsius. Fiets net de wijk uit en hoor al -op de achtergrond- de Koolmees fluiten, het deuntje van het overbekende geluid van het fietspompje. Ook de heggemus fluit zo laat of vroeg in het jaar zijn deuntje mee. Toon en ritme doet denken aan een kabouterkruiwagentje met een onregelmatig aanlopend wieltje. Het lijkt al voorjaar! Steek de weg over bij de brug ga het fietspad op dat lekker naar beneden loopt. Hou mijn voeten stil op de trappers nog geen 2 seconden is het stil en hoor ik vlakbij de luide riedel met opvallende motiefherhalingen van de Zanglijster, dacht dat die vogelsoort in Frankrijk zit. Later thuis zoek ik op de Sovon-site de informatie op van de:

Zanglijster Turdus philomelos
Zanglijster Turdus philomelos

Zanglijster Turdus philomelos Brehm, CL, 1831

Gelijk denk ik ook aan het Vroege Vogels radioprogramma ‘de fenolijn’ waarin; ’Natuur, milieu, klimaat en dierenwelzijn in Nederland centraal staan. Als 'advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu is het - een ‘laatste- of een vroegeling’ - zelf houd ik het maar op ‘eersteling’ een voorloper van het nieuwe aanstaande jaar 2021 die op de drempelstaat.

Buiten broedtijd: In het westen en uiterste zuiden van het land overwinteren redelijke aantallen Zanglijsters, waarschijnlijk voor een deel eigen broedvogels. Ze houden zich graag in stedelijk gebied op. Elders in het land zijn overwinteraars minder gewoon. De voorjaarstrek speelt zich af tussen eind februari en begin mei; de meeste trek wordt eind maart en begin april vastgesteld. De aantallen zijn tijdens de najaarstrek tussen eind september en eind oktober echter veel hoger. In de kuststrook, maar soms ook in het binnenland, kunnen begin of half oktober meer dan 1000 Zanglijsters per dag passeren en zoeken groepjes overal in geschikte terreinen naar voedsel.

Broedtijd: Zanglijsters broeden bijna overal waar voldoende bomen en struiken aanwezig zijn. De dichtheden zijn nergens zo hoog als in gevarieerd loofbos, jonge aanplant en groene stadswijken. Streng winterweer dat tot in Zuid-Europa doordringt zorgt voor inzinkingen in de landelijke stand, zoals het geval was rond 1985. Series van zachtere winters zorgen voor een snel herstel. Op de langere termijn gerekend zijn de landelijke aantallen toegenomen. In delen van de hogere zandgronden namen ze echter af.

Vanmorgen voer ik in de Natuurtuin de laatste LiveAtlastelling van het jaar 2020 uit. Ook tel ik nog net voordat we koffie drinken -met gebak van Kees- de groene corridor voor de entree van de Natuurtuin. Vorige week schreef ik over de Duo-vogels kraaiachtigen Noordse kauw. Tijdens de LiveAtlas-telling heb ik extra aan dacht voor voedselzoekende kauwen en dan zie ik met de vogelkijker een Noordse Kauw er tussen zitten,. Ja die, met de licht grijze smalle band tekening op de hals- en nekveren. Tegen de tuinen aan Huismussen, Mezen en Groenlingen, in de besdragende struiken Merels en een tiental koperwieken allen snoepen van de rode bessen.

Koperwiek Merel Zanglijster
Koperwiek Merel Zanglijster

Als ik het totaaloverzicht LiveAtlas tellinglijst bekijk zijn er in het teljaar 2020:

  • 43 tellingen uitgevoerd

  • 69 vogelsoorten gezien

  • 2297 vogels geteld

Als ik verder de overzichtslijst 2020 doorloop zijn er drie vogelsoorten gezien in alle (43) uitgevoerde tellingen. De Top 10-Lijst van de Natuurtuin ziet er als volgt uit:

  • 43 tellingen: Houtduif, Merel en Zwarte kraai

  • 42 tellingen: Koolmees,

  • 41 tellingen: Kauw, Roodborst, Winterkoning

  • 40 tellingen: Pimpelmees

  • 36 tellingen: Ekster

  • 34 tellingen: Grote Bonte Specht

Als we na twaalven het laatste inspectie rondje met ons drieën lopen door de Natuurtuin, en de tuinpoort sluiten, besef ik dat het Teljaar 2020 erop zit. Als de sleutel van het is slot omgedraaid keert de rust terug in de Natuurtuin. Gelijk landen -het lijkt wel op afspraak- twee grote groepen Sijsjes in de kale boomkruinen, we horen duidelijk hun hoge zanggeluidjes.

Welke ‘natuurontdekkingen in de Natuurtuin ‘De Robbert’ staat ons te wachten in het nieuwe jaar 2021?

Bedankt alvast - namens de organisatie - voor het bezoek, het meedoen aan de diverse tellingen en het doorgeven van natuurmomenten het afgelopen jaar. Kom ook eens langs in het nieuwe teljaar 2021.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen in het Nieuwe Jaar in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

NATUURJAAR 2020- 37, Winter in Natuurtuin De Robbert

logo natuurtuin

Vandaag KERST: Roodborstje tikt… maar waarom? Wie ziet ze nog; de Hermelijn en Wezel? Mijn Vogelvinder-App en de Maretak.

Donderdag: (2020-12-24), vrijdag/zaterdag a.s. is het Kerst. In de Natuurtuin is alles in rust. De oude bijenstal is bijna gedemonteerd. We kijken nu al op -met een ‘denkbeeldige’ blik- hoeveel ruimte en zicht we erbij krijgen, wanneer de oude resten zijn opgeruimd. Begin voorjaar bouwen we -iets verder op - een nieuw onderkomen voor de kleine insecten. 

Als we terugblikken richting het afgelopen jaar 2020, hebben we mooie monitoringsresultaten gerealiseerd. Deze Jaaroverzichten 2020 zijn in te zien op deze site, tabblad; Onderzoeksverslagen. Dan meldt een Roodborst zicht -recht opzittend- op een wilgenstobbe, bij de ingang van de Natuurtuin‘ De Robbert’. De roodborst verraadt zijn aanwezigheid door een scherp, zeer hoog, stip of stie. Het alarm of de onraad roep is een kenmerkend snel gerikketik, los of in een roller: tiktik -trrik- tiktik. Aan het einde van deze nieuwsbrief is een link geplaatst: Mijn Vogelvinder App o.a. de kans, om uw kennis van vogelgeluiden te vergroten.

De Roodborst Erithacus rubecula (Linnaeus, 1758) een jaarrond tuinvogel?

In de winter trekt een deel van de roodborsten naar warmere streken in Europa waar meer eten te vinden is. Ook vogels uit noordelijke/noordoostelijke streken trekken naar het zuiden en komen zo in Nederland terecht. U kunt roodborsten in de winter helpen met gedroogde meelwormen, ongekookte havermout of een zadenmix.

Roodborst (Erithacus rubecula)
Roodborst (Erithacus rubecula)

Roodborstje tikt tegen ’t raam: Is een Nederlands kinderlied. De tekst is geschreven door Jan Goeverneur (1809-1889) studeerde Letteren te Leiden.

Zoals gebruikelijk bij volksliedjes, liedjes die mondeling worden overgeleverd of in de traditie van de actieve zangbeoefening staan, kent ook dit liedje tekstvarianten.

Roodborstje tikt tegen 't raam, tin, tin, tin

laat mij erin, laat mij erin. 't Is hier te guur en te koud naar mijn zin

laat mij erin, tin, tin, tin,

't Meisje deed open en gaf op haar schoot

kruimeltjes suiker en kruimeltjes brood.

Dat was het roodborstje wel naar de zin

vloog toen het bos weder in.

Roodborstje tikt tegen ’t raam, maar waarom?

Dagenlang kunnen vogels ermee doorgaan: tegen het raam tikken en fladderen. Van de vroege ochtend tot de late avond. Om gek van te worden. Waarom doen vogels dit en kan het kwaad?

Laat mij erin, laat mij erin’, zegt het roodborstje in het kinderliedje. Maar als vogels tegen een raam tikken willen ze echt niet naar binnen. Sommige mensen denken dat ze bedelen, maar ze willen ook geen eten. Het enige wat ze willen is die rotvogel verjagen die daar in hun territorium zit.

Totaal uitgeput: Het broedseizoen is dan ook de periode waarin veel soorten vogels los kunnen gaan op het raam. Ze proberen die vreemde spiegelvogel te imponeren en te verjagen en soms komt het tot heuse gevechten. Die kunnen zo lang en hevig doorgaan, dat de vogel totaal uitgeput raakt en helemaal niet toekomt aan zijn belangrijkste taak: jongen grootkrijgen.

Wat kunt u doen?: De raamtikker heeft dus stress en het is ook nog eens onrustig voor u. Stop dit gedrag daarom door tijdelijk wat tegen de buitenkant van het raam te plakken, zodat het niet meer spiegelt. Het maakt niet uit wat, maar een tip is: doorschijnend, zelfklevend huishoudfolie. Vaak breekt het de spiegeling genoeg, is gemakkelijk te plaatsen en laat nog wel licht door.

Twee is teveel: Het gemiddelde aantal roodborsten per tuin ligt op bijna één. Meer dan één roodborst in dezelfde tuin zal natuurlijk wel eens voorkomen, vooral in grote, landelijke tuinen. En mogelijk heeft u dan zelf al eens gezien wat er dan gebeurt. Want roodborsten zijn behoorlijk territoriaal, ook in de winter. Uw tuin wordt daarom met hand en tand verdedigd tegen indringers, die misschien dus wel van ver komen. En daarbij doen de vrouwtjes niet onder voor de mannetjes! (Tekst: Gert Ottens, Vogelbescherming)

Wie ziet ze nog; de Hermelijn en Wezel, verdwijnt het kleine zoogdiertje uit Nederland?

Hermelijn Mustela erminea
Hermelijn Mustela erminea
Wezel Mustela nivalis
Wezel Mustela nivalis

De Wezel wordt vaak verwisseld met het Hermelijntje. In zijn zomerkleed (bruin) wordt het hermelijntje vaak ‘Wezel’ genoemd terwijl hij in het witte winterkleed Hermelijntje en ‘witte’ Wezel heet. Volgt u het nog?

Dit kleine roofdiertje is oer-Hollands, maar de soort lijkt stilletjes uit Nederland te verdwijnen. Voor een aantal provincies is dat aanleiding geweest om de Hermelijn, maar ook andere kleine marterachtigen, van de vrijstellingslijst te halen. Een belangrijke stap, want voor de Hermelijn is veel meer aandacht nodig.

De Hermelijn (Mustela erminea) en de Wezel (Mustela nivalis) zijn de kleinste marters die in Nederland voorkomen. De Hermelijn verruilt zijn bruine zomervacht in de herfst voor een kenmerkende ‘witte mantel’, maar verder is weinig bekend van deze diersoorten vanwege hun ‘onzichtbaarheid’. Ze zijn vooral ’s nachts vindbaar. Ze zijn ook wel overdag actief, maar de dieren zitten dan veelal in de dekking. Het is dan ook heel lastig om deze diersoorten te onderzoeken.

De verspreiding van de Wezel in Nederland is op landelijke schaal niet heel sterk gewijzigd, al lijkt ook de Wezel wat ‘schaarser’ te worden. Het ziet er naar uit dat de Wezel in het huidige Nederlandse landschap nog voldoende ruimte en voedsel weet te vinden om zich te handhaven, maar het is zeker niet alledaags om een Wezel te zien lopen.

Meer dan de andere marterachtigen zijn Hermelijnen ook dagactief - al zal de witte wintervacht in een sneeuwloos landschap het waarnemen overdag ongetwijfeld bevorderen en daardoor een wat subjectieve beoordeling kunnen opleveren.

Maar……. behoudt de Hermelijn in de wintertijd nog wel zijn witte mantel, nu de winters steeds warmer verlopen? en er steeds minder sneeuw valt op het ‘Groene’ landschap van Nederland.

Pestvogel Bombycilla garrulus (Foto Will van Berkel, Lieshout)
Pestvogel Bombycilla garrulus (Foto Will van Berkel, Lieshout)

Pestvogel Bombycilla garrulus (Linnaeus, 1758) Deze ‘winter’gast is in sommige jaren een talrijke invasiegast, van November – Maart.

De Pestvogel is een ‘droomvogel’ een opvallende verschijning. Door de kleuren en het geluid is hij onmiskenbaar. De kuif is vaak erg opvallend. De soort komt invasief voor in Nederland in de winterperiode. Er zijn winters dat er amper Pestvogels worden gezien, terwijl er ook regelmatig jaren zijn dat de soort in grote aantallen opduikt. De Pestvogel foerageert met name op besdragende struiken, met een sterke voorkeur voor Gelderse roos, Meidoorn, Cotoneaster en Luguster.

In vroegere tijden dacht men dat overwinterende vogels, als een voorbode de ziekte ‘pest’ meebracht. Thans weet men wel beter, en is de vogel met zijn lakkleurige vleugelveertjes, signaalgeel en -rood en met de goudgele staarteind zoom, een exotische Europese lijster, Boheemse zijdestaart. In Duitsland heet de pestvogel nu nog steeds seidenschwanz. Wanneer de mooi getekende en gekuifde pestvogels alle bessen van de struiken in tuinen, openbaar groen en bossen hebben geplunderd dan keren ze in maart/april weer terug naar Scandinavië.

Buiten broedtijd: Pestvogels zijn buiten de periode oktober-april uiterst zeldzaam. Binnen die periode wisselt het voorkomen jaarlijks enorm. In de meeste jaren zijn Pestvogels (vrij) schaars en worden ze vrijwel alleen in het noorden van het land gezien. Soms echter doet zich een invasie voor. Deze kan al in oktober beginnen, maar even goed pas in de loop van de winter een aanvang nemen. De soort is doorgaans het talrijkst in november en december, tijdens sommige invasies echter pas in februari. Ook in invasiejaren is de noordelijke helft van het land beter bedeeld dan de zuidelijke. Pestvogels kunnen bij zacht herfstweer op insecten jagen, maar zoeken gewoonlijk besdragende struiken in bebouwde omgeving op. Meer regionaal storten ze zich ook op andere voedselbronnen, zoals bessen van de maretak in Zuid-Limburg.

Waarnemingen: van pestvogels in omgeving:

Pestvogel, gezien 30-03-2005, Noord-Brabant, Nuenen, Deel van groep van 21exx.

Pestvogel, gezien 24-03-2011, Noord-Brabant, Lieshout, groep van 6 exx.

Pestvogel, gezien 01-08-2020 t/m 22-12-2020, Noord-Nederland, (Boven de denkbeeldige lijn Den Haag – Enschede) Opgeteld 30 max. individuen in 20 (10 km) hokken.

Gebruik deze mooie illustratie om ze gemakkelijk uit elkaar te houden tijdens de Tuinvogeltelling. Tenminste: u telt toch wel een half uurtje mee op; 24, 25 t/m 26 januari 2021

Pestvogel Pestvogel Bombycilla garrulus
Pestvogel Pestvogel Bombycilla garrulus
Gaai (Garullus glandarius) en Pestvogel Bombycilla garrulus
Gaai (Garullus glandarius) en Pestvogel Bombycilla garrulus
logo vogelvinder

Mijn Vogelvinder heeft wat te bieden voor alle soorten vogelaars: beginnend, gevorderd of prof.

Wat biedt deze Web-App?

  • Een overzicht van vogels die de afgelopen periode bij u in de buurt zijn gezien. 

  • Hulp bij herkenning via vragen over bijvoorbeeld grootte en kleur.

  • Automatische vogelherkenning via een foto.

  • Een vogelgidsje met meer dan 300 vogelsoorten met hun geluiden en waar ze zijn gezien.

  • Een logboekje waarin u uw waarnemingen kunt opslaan.
    Een quiz om uw kennis van vogelgeluiden te vergroten.

  • Een selectie van de beste vogelgebieden in Nederland.

  • Een overzicht van recent waargenomen vogels per gebied. 

  • Tips voor hoe u vogels kunt vinden en herkennen.

En de Web-App wordt steeds verder ontwikkeld om het vogels kijken voor u nog leuker te maken. 

Klik op de Link: https://www.mijnvogelvinder.nl/home

Maretak Viscum album
Maretak Viscum album

Kerst 2020: De mistletoe is een plant die al honderden jaren in volksverhalen en sprookjes voorkomt. Het is een parasietplant, wat betekent dat het op andere bomen moet groeien om daar zijn voeding uit te krijgen. Met Kerst en Nieuwjaar leven de verhalende weer op. Ook staat de maretak voor liefde en vriendschap

Maretak Viscum album L.

Maretak of Vogellijm is een bolvormige struik die vooral in de herfst, winter en het vroege voorjaar te zien is in Populieren, Zoete kers en soms ook nog wel eens op de takken van een andere boomsoort. Ze vallen dan op in de bomen doordat ze de hele winter door groen gekleurd blijven terwijl de bomen hun loof hebben afgestoten. Het zijn halfparasieten, die hun water en zouten aftappen van de vaten van de bomen waar ze in groeien. De struiken bloeien in het vroege voorjaar en uit de vruchtbeginsels ontstaan witte bessen. Maretak met deze bessen erin kennen we allemaal als Mistletoe, die tijdens de Kersttijd vaak in huizen wordt opgehangen.

Mistletoe: De maretak (Latijnse naam: Viscum album) is een groenblijvende plant uit de sandelhoutfamilie (Santalaceae). De plant leeft op bomen, zoals de appelboom. De maretak wordt ook mistletoe, mistel of vogellijm genoemd. In Nederland is de soort wettelijk beschermd en wordt ie met succes gekweekt. De Engelse naam ‘mistletoe’ is een samenvoeging van twee Angel-Saksische woorden, het woord ‘mistel’, dat ‘mest’ betekent, en het woord ‘tan’, dat takje betekent. In feite betekent ‘mistletoe‘ dus ‘poep op een tak‘. Niet heel romantisch!

Mythisch: En dan zijn er ook nog veel verhalen te vertellen over de magische eigenschappen van deze plant. Niet alleen viel Obelix in een toverdrank van maretak waardoor hij onoverwinnelijk werd. In de Noorse mythologie werd Baldr door zijn blinde broer Höðr gedood met een pijl met een punt van de maretak. Volgens de mythologie was de maretak het enige waarvoor Baldr kwetsbaar was. Bij de Kelten en Germanen was de maretak een heilige plant die in hun magische vruchtbaarheidsrituelen een belangrijke rol speelde.

Verspreiding: Maretak komt in bijna geheel Europa voor en daarbuiten in Syrie en Algerije. In Zuid-Oost Azie komt de ondersoort _Viscum album subsp. meridianum _voor. In Noord-Amerika is Maretak op enkele plaatsen verwilderd. Ze komt op vele soorten bomen voor, maar in Nederland en Belgie uitsluitend op loofbomen. In Nederland is Maretak oorspronkelijk vrijwel beperkt tot Zuid-Oost Nederland (en met name het zuiden van Limburg) , maar af en toe kan ze ook elders in het land gevonden worden. Mogelijk zijn deze dan met boom en al verplaatst (bos- en fruitboomaanplantingen), maar er zijn ook gevallen van verwildering uit sierstukken bekend. In Belgie is ze plaatselijk vrij algemeen op rijkere gronden waar redelijk wat fruitbomen en/of populieren worden aangeplant. Maar ook in Belgie wordt ze recentelijk ook elders af en toe gevonden. Favoriet zijn populieren, robinia en appels. Op naaldbomen kan Maretak ook groeien maar dit gebeurt voornamelijk in Zuid- en Midden-Europa en dit betreft dan de ondersoorten Viscum album subsp. abietis (meestal op zilverspar Abies ) en Viscum album subsp. austriacum (meestal op de Pinus ).

Info Maretak: https://www.floravannederland.nl/planten/maretak

Terzijde: Als Wantsenliefhebber/onderzoeker kan ik u melden dat er 3 wantsensoorten zijn die leven op de Maretak:

  • Maretakblindwants - Hypseloecus visci

  • Maretakbloemwants - Anthocoris visci

  • Maretakboswants - Pinalitus viscicola

maretak

Prettige Kerstdagen en een Gezond en Natuurrijk Jaar 2021

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2020- 36, Winter in Natuurtuin De Robbert

logo natuurtuin

Vandaag: Winterse DUO-vogels: Kauwen en Staartmezen in de Natuurtuin.

Zaterdag (2020-12-19), Het was nog donker toen ik vanmorgen richting de Natuurtuin fietste. Terwijl Stan al bezig was met de demontage van de oude bijenstal, koos ik ervoor om de eerste Vogeltelronde linksom ‘buiten’ de Natuurtuin te lopen. Dan maar gelijk een grotere ronde langs ‘de Grachtjes’ bij de IJsbaanweg. Brengen we ook eens de watervogels verder weg van de Natuurtuin in kaart. Het leverde vandaag de algemene vogelsoorten op die voorkomen in het natuurgebied ‘de Bundertjes’. Maar elke waargenomen vogel telt, dat is de slogan van de LiveAtlas telling.

Weer terug op de basis kom ik net op tijd om een bakje koffie mee te drinken en bij te praten met Stan en Wil. Onderwijl we zitten te kletsen blijf ik gelijk opletten welke vogelsoorten aan en weg vliegen. Want na deze pauze, tel ik nog een ronde in de Natuurtuin nu het weer rustig is door de sloop activiteiten. Tussen door het gesprek horen we op de achtergrond; de riedel van Boomkruiper en zien we de Sijs, Kool- en Pimpelmezen. Een moment later zien we een infux (instroom) achter elkaar aan -de een na de andere- als een neer dwarrelende serpentine, negen Staartmezen door de tuin schieten. Allen zoeken ze naar insectjes -op de kale takken- het duurde maar een paar minuten en weg zijn ze weer, naar een volgende voedselboom.

staartmees - Aegithalos caudatus
staartmees - Aegithalos caudatus

Staartmees Aegithalos caudatus (Linnaeus, 1758): De staartmees is een zangvogel uit de familie staartmezen. Hij behoort niet tot de familie van echte mezen; staartmezen vormen een eigen familie.

Staartmezen zijn zeer sociaal. Vooral buiten het broedseizoen leven deze geliefde bolletjes-met-staart-vogels in kleine groepen. Dwarrelend door twijgen en bomen roepen ze voortdurend naar elkaar. Blijft een lid van de groep ergens hangen, dan wordt er gewacht tot de achterblijver weer bij is. Vandaag extra informatie over “Duo-vogels” die te zien zijn in de winter, rondom je leef omgeving.

Witkopstaartmees Aegithalos caudatus caudatus en Staartmees Aegithalos caudatus
Witkopstaartmees Aegithalos caudatus caudatus en Staartmees Aegithalos caudatus

Witkopstaartmees Aegithalos caudatus caudatus (Linnaeus, 1758) en Staartmees Aegithalos caudatus (Linnaeus, 1758)

De witkopstaartmees is een ondersoort van de Nederlandse staartmees en komt in Fenno-Scandinavië, oostelijk Europa, Sovjet-Unie en verder oostelijk voor tot in China en Japan. De vogel is te herkennen aan de opvallend witte kop. Het witte kopje lijkt bijna licht te geven. Overigens lijkt ie verder helemaal op de Nederlandse staartmees, qua grootte en qua roep.

Witkopstaartmezen worden soms in het najaar in ons land gezien, maar doorgaans in zeer kleine aantallen. Het gros van de meldingen van witkopstaartmezen heeft betrekking op witkoppige staartmezen. Dit zijn staartmezen met meer dan gemiddeld wit op het kopje, maar niet zo spierwit als van een witkopstaartmees. Volgt u het nog?

Dit najaar gaat het helemaal los met de witkoppluizebolletjes want ze worden op veel plekken gemeld volgens waarneming.nl. Inmiddels lijkt ook duidelijk te worden waar de invasie zeer waarschijnlijk vandaan komt. In de Groote Peel is zeer recent een witkopstaartmees gevangen met een Litouwen-ring. De vogel zat in een groepje van maar liefst 13 witkopstaartmezen. De invasie van dit najaar lijkt dus uit oostelijke richting te komen. Inmiddels lijkt ook duidelijk te worden waar de invasie zeer waarschijnlijk vandaan komt. In de Groote Peel is zeer recent een witkopstaartmees gevangen met een Litouwen-ring. De vogel zat in een groepje van maar liefst 13 witkopstaartmezen. De invasie van dit najaar lijkt dus uit oostelijke richting te komen.

De volgende Duo-soort zijn twee kraaiachtigen, je vind ze nu als ze voedsel zoeken in wei of stadspark. (Corvidae) of kraaiachtigen zijn een vogelfamilie in de orde van de zangvogels (Passeriformes) en de superfamilie Corvoidea. De familie telt 128 soorten.

Kauw Corvus monedula
Kauw Corvus monedula
Noordse Kauw Coloeus monedula monedula
Noordse Kauw Coloeus monedula monedula

De Kauw Corvus monedula Linnaeus, 1758 is typisch een vogel die zich op zijn gemak voelt in de bebouwde kom. Wie regelmatig met de trein reist, is het vast wel eens opgevallen dat ook op stations vaak kauwen te zien zijn. Ook in de winter zijn deze grijszwarte vogels in heel Nederland te zien. Ze bevinden zich in groepen, waar ’s winters ook Scandinavische en Oost-Europese soortgenoten bij horen. De Noordse Kauw Coloeus monedula monedula (Linnaeus, 1758) met witte/licht grijze sjaal om de grijze kraag. Let er eens op -als je wandelt in de Bundertjes en omgeving van de natuurtuin. Je zult zien dat je deze vogels overal tegen kunt komen!

Noordse kauw achtergrond infomatie: https://calidris.home.xs4all.nl/Russische_kauw.htm

Kauw Coloeus monedula (Linnaeus, 1758)

Buiten broedtijd: Onze eigen Kauwen blijven vrijwel unaniem in eigen land. Doortrek van oostelijke en noordelijke Kauwen is vooral in de tweede helft van oktober opvallend. Een deel blijft bij ons overwinteren en sommige vogels vertonen kenmerken van Noordse Kauw (C. m. monedula) of Russische Kauw (C. m. soemmerringii), hoewel de verschillen subtiel zijn. Er zijn enige aanwijzingen dat zulke vogels in afnemende mate in ons land verblijven. De voorjaarstrek vindt vooral in maart en de eerste helft van april plaats.

Broedtijd: Door het hele land zijn broedende Kauwen te vinden. Ze zijn het talrijkst in stedelijk gebied (vooral oudere wijken) en kleinschalig boerenland. Grote aaneengesloten bossen worden gemeden, terwijl open landschappen en natuurgebieden soms wel, soms ook niet bezet zijn. Sinds ongeveer 1975 breidde de soort zich uit over delen van Zeeland en Flevoland, waar hij eerst ontbrak. Tegelijkertijd namen de aantallen in kleine bossen af, deels misschien door onrust en predatie door Haviken. De landelijke stand is al tientallen jaren min of meer stabiel.

De laatste overwinterend wintervogel die vanuit Noord-Europa naar Nederland komt is de:

Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus

Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus (Linnaeus, 1766) (Foto: Will van Berkel)

De kokmeeuw is een bekende meeuw, die in het voorjaar opvalt door zijn bruine hoofd. Maar heb je die meeuwen de afgelopen tijd nog gezien? Waarschijnlijk wel, maar hun bruine hoofd zal je niet zo snel meer zien. In de winter heeft de kokmeeuw een witte kop met een tekening die wel wat lijkt op een koptelefoon. Zweedse, Finse en Baltische kokmeeuwen overwinteren in Nederland, dus de kans dat je er één ziet, is nu nog groter. Kokmeeuwen komen ook in dorpen en steden voor, dus let eens op deze meeuwen met hun koptelefoontjes!

Buiten broedtijd: De broedkolonies stromen leeg in juli en augustus. In dezelfde tijd begint ook de doortrek, die aanvankelijk vooral langs de kust opvalt en merendeels jonge vogels betreft. De trek, al snel in het hele land merkbaar, houdt aan tot diep in de winter. Van de nazomer tot het voorjaar zijn Kokmeeuwen in het hele land te vinden. Onder normale omstandigheden zoeken ze voedsel vooral in open graslanden. Na sneeuwval of strenge vorst verplaatsen vele vogels zich naar bebouwd gebied of trekken weg. Op droogvallende uiterwaarden na overstroming en op gemeenschappelijke slaapplaatsen concentreren zich soms tienduizenden Kokmeeuwen. De voorjaarstrek speelt zich grotendeels af in maart. De soort kampt in heel West- en Noord-Europa met teruglopende aantallen. Vandaar dat Kokmeeuwen bij ons ook buiten de broedtijd minder talrijk werden sinds de jaren tachtig.

Broedtijd: Kokmeeuwen werden in de twintigste eeuw gaandeweg talrijker, met topaantallen in de jaren tachtig toen er 225.000 paren in ons land nestelden. Ze profiteerden destijds van een groter voedselaanbod door menselijke activiteiten: landbouw, vuilstort en wintervoedering. Inmiddels zijn de aantallen echter gehalveerd. Vooral in het binnenland verdwenen veel kolonies. In het Waddengebied verging het de soort naar verhouding beter; hier zit ook de grootste kolonie, op Griend, die in sommige jaren tot 30.000 paren telt. Elders in het Waddengebied verdwenen veel kolonies. De landelijke neergang valt samen met slecht broedsucces door voedselproblemen en predatie van eieren en jongen. Intensiever grondgebruik (o.a. verdroging en vermesting) en afdekken van vuilstortplaatsen pakten eveneens ongunstig uit.

Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus
Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus

KOKMEEUW, DRIJVEN OP LUCHT, SAMEN IN GROEPSVLUCHTEN. (Auteur & Foto: Will van Berkel) Op dit moment kom je de Kokmeeuw of “kapmeeuw” bijna overal in de stad en park tegen. Niet alleen in het buitengebied op de ondergelopen weilanden –‘plas dras’- gebied. Grote groepen bijeen foeragerend op natte weilanden opzoek naar wormen en schaarse insecten. Vooral in het najaar en winter trekt de stad hem. Dan is het stedelijke gebied in trek. Ze hebben een voorkeur voor de groene stadsparken met grote waterpartijen. Wanneer er een persoon komt naar het park om de eendjes te voeren -met een plastic zak(je) met ‘oude brood’- of met zijn of haar lunch. Dan komt de meeuwengroep in beweging, actie! Sommigen beginnen te krijsen, schreeuwen en kokkeren, een zang is het niet. Ze lijken te weten, nu wordt ‘het’ gestrooid. Enkele kokmeeuwen zijn er gelijk als de ‘kippen’ bij! Nog voordat het brood de grond raakt pakken ze een stuk en vliegen weg. De tamme-, soep- en wilde eenden krijgen bijna geen kans om een korstje mee te pikken. Wild door elkaar vliegen ze in het rond. Op het luid kabaal komen -uit nieuwsgierigheid- nog steeds meer kok- en ook stormmeeuwen af. Zelf hebben ze geen last van het lawaai wat ze veroorzaken. Ze hebben tenslotte nu toch op hun kop een ‘koptelefoontje’.

In het voorjaar voorafgaand aan de paringsperiode krijgt de kokmeeuw zijn koffiebruine kap en karmijnrode snavel. Zo is hij binnenkort op z’n ‘paasbest’ voorbereid op het aanstaande broedseizoen. Het is een zeer algemene broedvogel en gedeeltelijk trekvogel in geheel Europa. Komt voor in binnenland en langs de kust; broedt, overwintert en foerageert in velerlei biotopen. Broedt bij voorkeur nabij rustig, ondiep water; broedt in kolonies. Het voedsel van een kokmeeuw is zeer gevarieerd. Voornamelijk allerlei dierlijk maar ook plantaardig materiaal en menselijk afval. De kokmeeuw is ook een liefhebber van bodemdieren, met name regenwormen. Een ‘koddige’ vangmethode -om te zien- is, hoe ze regenwormen vangen door regelmatig met de poten te trappelen in het gras. Enkele streeknamen -vanuit het verleden- voor deze kokmeeuw zijn; Kapmeeuw, Vismeeuw, Zwartmeeuw en Roodpoot.

Hoorde vanmorgen op NPO Radio 1 dat de gemiddelde jaar temperatuur (2020) weer hoger uitkomt dan vorig jaar. Volgende week kom ik hier op terug. Zal het winterjaar 2020-2021 nog een winterlandschap opleveren of wordt het weer een zachte winter zoals andere jaren. In 2007 leverde het toen dit ‘Winters’ plaatje op:

winterlandschap

WINTERLANDSCHAP 2007, FOTOGENIEKE DAG. (Auteur & Foto: Will van Berkel)

Terug in de tijd:

Winter wonderland” was van toepassing op die zaterdag 22-12-2007 bijna dertien jaar geleden. Nederland was toen bijna geheel in een sprookjesachtig fotogeniek winterlandschap gehuld. Die morgen dat landschap, dat rozige ochtend licht, besneeuwde ondergrond , berijpte bomen en planten unieke fotogenieke omstandigheden. Die morgen achterin in december zijn er duizenden foto’s gemaakt van die natuurlijke omstandigheden. Toen zat alles mee die ochtend en later ook nog dat zonnetje, vele mensen trokken erop uit om het buitenleven te voelen en te beleven ondanks de kou. Deze foto gemaakt in m’n favoriete natuurgebied; het Heikant ven is een van de twee vennen die in 2001 door natuurherstel is samen gevoegd tot een groter natuurreservaat. Op het moment van afdrukken stond daar de “stand inn” op de juiste plaats, je ziet hem genieten van het winterse landschap met omstandigheden, happy in the “winter wonderland”.

Prettige Kerstdagen en een Gezond en Natuurrijk Jaar 2021

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’ Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR Tussendoortje-9, WINTER in Natuurtuin De Robbert

KERSTVERHAAL-2020 geschreven op 14-12-2013.

dinsdag (2020-12-15), Nu de derde COVID-19 Lockdown maatregel is in gegaan -en dat we daardoor zoveel mogelijk binnen moet blijven- en het bijna Kerst is, heb ik een Kerstverhaal geschreven:

SLAAP(PLAATS)TREK VEEL VOGELSOORTEN in de LUCHT, TIJDENS DRIVING HOME FOR CHRISTMAS.

kertsbal met roodborst
slaapplaatstrek grauwe gans
slaapplaatstrek grauwe gans

Weg gaan terug in de tijd, eind december 2013; Einde werkdag, van het werk naar huis, de avond valt. Zit in de auto en sorteer voor: naar rechts, rij daarna de oprit van de snelweg op. Eén lange rij auto’s, achter elkaar aanrijdend in een voor mij te laag tempo. De autoradio staat op de - in dit ja argetijde - bekendste kerstliedjes zender, terwijl ik doorrij en vooruit kijk het luchtruim in, scan ik onbewust automatisch op (trek)vogels. Hoor de DJ aankondigen - net achter de Top drie” - op vier, Chris Rea, Driving Home For Christmas. De zon verdwijnt bijna achter de horizon, en realiseer me dat ik naar het westen rij. De lucht kleurt van donker blauw, turquoise, naar geel, oranje, rood. Rij met de verkeerstroom mee richting de ondergaande zon. Kijk in het – door enkele wolken - getemperde zonlicht. Doe de zonneklep van de auto maar naar beneden. Rij door, gas bij, langs monotone wegbermen. Geen buizerd te zien, op één - van de talrijke op gelijke afstand van elkaar - geplaatste houten rasterpalen. Dan zie ik – kijkend in het tegenlicht, donkere vogelsilhouetten - een groep van naar schatting vijftig vogels boven de snelweg -met redelijke vliegsnelheid - de snelweg kruisen. Lijsterachtig vogels, - het silhouet lijkt op een merel – maar iets groter en grover met langere staart. Ook vliegen er iets kleinere lijsterachtige vogels tussen met een kortere staart. Concludeer dat het niet anders kan zijn dan; Kramsvogels en koperwieken. Door regelmatig in de herfst - vogels op trek te tellen - leer en ontwikkel je vaardigheid om overvliegende vogels te herkennen aan silhouetten, vliegbeelden en het geluid van hun (trek)roepjes. Het vliegbeeld – vleugelslag frequentie en afwisseling van vleugelslag met glijvlucht – bepaald welke vogelsoort er aan je voorbij vliegt. Ook de groepsvorm, - vliegen ze in een wolk, lijn, solitaire of “V”-vorm – en snelheid onderscheid soorten van elkaar. Tenslotte het silhouet - de combinatie van silhouet en zithouding dan wel vliegbeeld - van een vogel levert eveneens veel informatie op. Even later, verder op – na een kilometer of drie - zie ik op een groot blauw/wit informatie bord een torenvalk zitten. Een stootvogel die ook op de ‘Early Warning’ lijst staat - met een oranje rondje - aangegeven. Zal hij op de nieuwe Rode Lijst 2016 van Broedvogels voor de komende jaren belanden?. Dan vliegt er schuin links van me - richting noordwest - met rustige vleugelslag een solitaire witte vogel. De poten strak achter zich aan maar met ingetrokken nek/hals. Het borstbeen steekt opvallend – hij/zij lijkt een beetje mager - naar voren. Het is geen ooievaar - die vliegt met gestrekte hals – en heeft een zwart/wit vliegbeeld. Een Grote zilverreiger concludeer ik, op weg naar een gezamenlijke slaapplaats ergens in de buurt?. Is het de vogel die ik bijna elke morgen - vanaf begin september - als ik ’s morgens de andere richting rij, altijd zie in het plas-dras gebiedje vlak naast de snelweg? Algemeen (slaap)trek: Iedereen kent wel het fenomeen - van die geheimzinnige - vogeltrek. Buiten de broedtijd slapen sommige vogels graag in grote groepen bij elkaar. Zo kun je in de herfst grote zwermen van wel tienduizenden spreeuwen zien vliegen. Deze spreeuwen verzamelen zich om één plek b.v. in een rietveld de nacht door te brengen. Andere vogels die met een heleboel tegelijk op een slaapplaats overnachten zijn kraaien, meeuwen en ganzen. Slaaptrek zie je vooral ‘s avonds. Samen overnachten kan veel veiliger zijn dan alleen, maar is ook handig om van elkaar te weten te komen waar de beste voedselgebieden zijn. Vaak zie je groepjes Grote zilverreigers als een touwtje achter elkaar aan vliegen naar een overnachtingsplaats. Op een overnachtingsplek kunnen tientallen -zelfs meer dan twee honderd- vogels van één soort bij elkaar samen komen. Als de vogels in de ochtend hun slaapplaatsen verlaten, trekken bijvoorbeeld Grote Zilverreigers naar voedselrijke plas-drasgebieden in omgeving, waar ze hun voedsel zoeken, foerageren.

Even opletten, bij remmen een invoegende vrachtwagen die met verschil van snelheid wil in voegen vanaf de rechterzijde, rijdend via vluchtstrook - en invoegstrook. Een groep van tweehonderd kauwen luid roepend - door elkaar heen en vliegend - hoor ze hier nog duidelijk in de auto. Een drietal kilometers verderop in de licht een groepje Sijsjes – vinkachtige vogels (ca. vijftig exemplaren) - al dansend overvliegend - van rechts naar links; lijken op Vinken, Kepen, Kneutjes. Nee deze groep vogels zijn echt wel de kleinste soort, overwinterende gasten. Maar of het de Grote - of Kleine Barmsijs is?

Even opletten nog een paar kilometers, dan de snelweg af. Een grote groep van zeker - circa driehonderd meeuwen - van rechts naar links, ze lijken door elkaar heen te vliegen. Alleen kokmeeuwen?, hoogst waarschijnlijk niet, kunnen in zo’n grote groep samen vliegen en optrekken met stormmeeuwen. Vlak daarna, een klein groepje Grauwe ganzen vliegend van het (grasgroene) voedselgebied op weg naar het (natte) overnachtingsgebied - pik ze nog net even mee - en ik op weg naar huis. Dan rij ik het laatste blauw/witte aanwijsbord voorbij – na 600m – dan neem ik de uitvoeger, vaart minder en stop voor de stopstreep voor het net op rood springend verkeerslicht. Daarna vervolg ik mijn weg in het stadsverkeer. In de schemer zie ik nu ook, na het ontsteken van de auto koplampen, het gele licht duidelijker schijnen op de donkere auto van mijn voorganger. De avond is gevallen - nog een week - en de donkere korte dagen voor kerst, zijn alweer bijna voorbij, omdat de dagen na 21 december per dag met een paar minuten “lengen”. “Merry Christmas” hoor ik de DJ nog zeggen terwijl hij de nummer 1 aankondigt van de Christmas Top 50.

Informatie over slaapplaatstellingen, zie Sovon:

https://www.sovon.nl/nl/content/slaapplaatstelling

Een goed Jaar 2021 toegewenst met vele Natuur- en Vogelwaarnemingen

en een goede Gezondheid.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

2020- 35, Winter in de Natuurtuin De Robbert

logo natuurtuin

Vandaag: Jaarlijst 2020 en Vogels in en rondom de Natuurtuin, Nieuwe Wantsensoort Brachysteles parvicornis .

Zaterdag (2020-12-12), De winter staat op de drempel van de toegangspoort van de Natuurtuin. Een aantal vogelsoorten zijn naar het zuiden van Europa en Afrika vertrokken. Andere vogelsoorten verzamelen op grotere plassen en kanalen om gezamenlijk door de winter te komen. In de tuin zie je de standvogels en wintergasten -zij komen van Noord- en Oost Europa- ze zijn actief, dagelijks zoekend naar voedsel om de aanstaande winter te overbruggen. Insecten kruipen weg achter los zittend boomschors, een holletje in de grond of in de takkenrillen die gemaakt zijn door de ‘natuurvrienden’ van de Natuurtuin. Insecten zoeken en benutten beschutting om aan de aanstaande venijnige vorst te ontkomen. Hoe streng zal deze winter 2020/2021 uitpakken?

Sommige insectensoorten overwinteren als imago. Andere insecten zijn zelfvoorzienend, zij zorgen ervoor dat genen worden doorgegeven door in het najaar eieren te leggen om als ei of larve te overwinteren. Het is stil…., in de Natuurtuin geen vogelzang -op een enkele contactroep na- van de Vink, Winterkoning en Koolmees. Het hele jaar hebben we de vogels gevolgd. Gegevens over de ontdekte vogelsoorten zijn terug te lezen in het wekelijkse Onderzoeksnieuws, -bezoekverslagen op de website van Natuurtuin ‘De Robbert’. Een aantal ‘onopvallende’ vogelsoorten die leven in en rondom de omgeving van de tuin stel ik graag aan u voor.

Bosuil - Strix aluco
Bosuil - Strix aluco

Bosuil - Strix aluco Linnaeus, 1758.

Melde zich op 19 november 2019 in de Natuurtuin. Werd vast gelegd door de wildcamera en zich luid van zich horen, gevalideerd op geluid, de roep. Ook dit jaar 2020 zijn meerdere keren veldwaarnemingen gemeld van roepende Bosuilen in de Bundertjes en omgeving.

Buiten broedtijd: Van de aanwezigheid van de broedvogels is meestal weinig te merken. In sommige jaren leeft de roepactiviteit al in nazomer en herfst op. Bosuilen zijn extreme standvogels. Zelfs de jongen blijven doorgaans binnen 10 km van de geboorteplaats. Waarnemingen op grote afstand van de broedgebieden, zoals op de Waddeneilanden, zijn dan ook zeer zeldzaam.

Broedtijd: De Bosuil komt wijd verspreid voor over de beboste delen van het land, met de hoogste dichtheden in oud loofbos. Hij nestelt soms ook in bebouwde omgeving met oude parken en tuinen, evenals in open landschappen met knotwilgen of verspreide plukjes bos. De soort breidde zich in de twintigste eeuw spectaculair uit. Vanaf ongeveer 1960 koloniseerde hij de Hollandse duinen en andere delen van West-Nederland. Na 1975 volgden Noord-Brabant en Drenthe, waar de bossen aanvankelijk te jong waren voor deze holenbroeder. Landelijk is de stand sinds 1990 min of meer stabiel. Jaarfluctuaties houden deels verband met de zangactiviteit. In voedselarme voorjaren slaan veel paren het broeden over en leven ze teruggetrokken.

Houtsnip - Scolopax rusticola
Houtsnip - Scolopax rusticola

Houtsnip Scolopax rusticola Linnaeus, 1758

Gewoonlijk komt de houtsnip pas in beeld als hij wordt opgeschrikt en met suizende vleugelslagen wegvliegt. Rechtuit zonder wendingen uit beeld verdwijnen, onderscheidt hem van de watersnip. Bij goed zicht maken ook de grote ogen, het grotere formaat en de dwarsstrepen op de kop het verschil met de watersnip. De houtsnip is een gedrongen steltloper op korte poten met een zeer lange snavel en hij is groter dan een kievit. Er is enigszins een overeenkomst met deze soort als je naar de brede afgeronde vleugels kijkt. Het verenkleed van de houtsnip is aan de bovenzijde roodbruin en aan de onderzijde beige met overal strepen en vlekken.

Buiten broedtijd: Houtsnippen hebben ook buiten de broedtijd een voorkeur voor bos, maar duiken ook op andere plekken op, tot in tuinen aan toe. De eigen broedvogels trekken vermoedelijk weg naar de Britse Eilanden of Zuidwest-Europa. Doortrekkers uit een gebied tot ver in Noord-Rusland passeren ons land op weg naar dezelfde gebieden. Doortrek wordt vooral tussen half oktober en eind november vastgesteld. Het aantal Houtsnippen dat in ons land overwintert is lastig vast te stellen. In zachte winters komen ze verspreid voor, bij strenge vorst zoeken ze sneeuw- en vorstvrije plekken op. Een koude-inval bij ons of in Noordoost-Europa kan op de Waddeneilanden en langs de Hollands-Zeeuwse kust tot ophopingen leiden en soms tientallen vogels per strekkende kilometer. Van de voorjaarstrek is meestal weinig te merken. Na een tot in maart aanhoudende koude winterperiode kunnen trekkers echter kortstondig verschijnen op tal van plekken.

Graspieper: Anthus pratensis
Graspieper: Anthus pratensis

Graspieper: Anthus pratensis (Linnaeus, 1758).

Vrij kleine, slanke zangvogels met lange staart en spitse snavel, die veel tijd op de grond doorbrengen. De graspieper heeft wel trekken van een veldleeuwerik, maar mist het ‘kuifje’. Hoort vogelkundig thuis bij de familie Motacillidae, Piepers en Kwikstaarten. Een groot aantal vogellaars vinden Piepersoorten altijd lastig om te herkennen, welke soort zien ik nu ?. Een goede vogel determinatiegids is een pré bij Pieperherkenning. Vaak hoor je dat de verschillende soorten zoveel op elkaar lijken. De algemeenste piepers die in Nederland voorkomen zijn de Gras- en Boompieper. Op doortrek kunnen we; Duin-, Grote-, Oever-, Water-, en Roodkeelpieper in het veld tegen komen. Enkele vroegere streeknamen zijn voor deze graspieper: Kantleeuwerik, Piepleeuwerik, Weideleeuwerik. In Noord-Brabant wordt hij Ges- en Gerspieperke genoemd. Terwijl in Noord Scandinavië zijn streeknaam is: Hooipiepleeuwerik!.

Broedtijd: Graspiepers in boerenland broeden vooral in gebieden met een hoog aandeel bouwland en een grote lengte aan dijken en slootranden; hoge dichtheden in graslandgebieden komen tegenwoordig alleen nog voor bij wat extensiever grondgebruik. Ze nestelen ook in open heide- en duingebieden, op kwelders/schorren en in stedelijk gebied soms op braakliggende gronden. De verspreiding nam sinds 1975 duidelijk af in kleinschalige en verstedelijkte landschappen. De landelijke aantallen schommelen, met inzinkingen na winters die tot diep in de Zuidwest-Europese overwinteringsgebieden doordringen.

Buiten broedtijd: Het hele jaar door zijn Graspiepers in Nederland aanwezig. In de winter betreft het vermoedelijk vooral Scandinavische vogels, de onze trekken merendeels naar Zuidwest-Europa. De soort is vooral talrijk in de trektijd. De voorjaarstrek begint in zachte winters eind februari, in koudere winters wat later, maar bereikt steevast zijn piek half april. Bij Breskens passeren soms tienduizenden exemplaren per dag, maar ook in het binnenland is de Graspieper in het voorjaar een van de algemeenste trekkers. Hetzelfde is het geval tijdens de najaarstrek, die tussen eind september en half oktober op zijn hoogtepunt is. In zachte winters blijven grote aantallen bij ons overwinteren, in strenge winters is de soort veel schaarser.

Rietgors: Emberiza schoeniclus
Rietgors: Emberiza schoeniclus

Rietgors: Emberiza schoeniclus (Linnaeus, 1758)

Deze gors zingt graag in de top van de rietkraag langs b.v. de Gulden Aa.

Buiten broedtijd: In het winterhalfjaar verblijven vrij kleine en wisselende aantallen Rietgorzen in ons land. Het is een mix van eigen broedvogels (deels standvogel, deels trekker) en Noord-Europese overwinteraars. Op voedselrijke plekken, zoals verruigde moerassen, kruidenrijke akkers of vergraste heide, kunnen zich groepjes van enkele tientallen of meer ophouden. Doortrek in het najaar wordt geconstateerd tussen half september en half november, met de piek in de tweede helft van oktober. De voorjaarstrek speelt zich grotendeels af in maart en de eerste helft van april.

Broedtijd: Rietgorzen bewonen een waaier van landschappen, van moerassen tot kwelders en boerenland met door riet omzoomde sloten en kanalen. De soort is het talrijkst in de natste regio's, de moerasrijke streken van Laag-Nederland. Op de hoge gronden is het voorkomen meer beperkt tot beekdalen, hoogveengebieden en natte heide. Hier verloor de Rietgors in boerenland veel terrein sinds 1975, onder meer door ontwatering en het verdwijnen van natte overhoekjes. Landelijk valt dit in het niet bij de aantalsontwikkeling in West- en Noord-Nederland, die licht positief is.

(Teksten: Sovon Vogels in Nederland, tekeningen: Jos Zwarts).

Onlangs nieuwe wantsensoort ontdekt: Brachysteles parvicornis

Brachysteles parvicornis (Foto: Willem Vergoossen)
Brachysteles parvicornis (Foto: Willem Vergoossen)
Brachysteles parvicornis (Foto: Will van Berkel))
Brachysteles parvicornis (Foto: Will van Berkel)

Eind november j.l. ben ik opzoek geweest naar wantsensoorten die leven onder de loslatende schors van de plataan. Die morgen vond ik de Plataanridderwants Arocatus longiceps (Stål, 1872) -een algemene voorkomende soort- die ik in 2019 ook vond in de Natuurtuin. Een andere wants die ik deze morgen ontdekte -slechts ca. 2mm groot- is een wants uit de familie van de bloemwantsen (Anthocoridae) het is: Brachysteles parvicornis Brachysteles parvicornis (A. Costa, 1847). Voorkomen in Nederland zeldzaam. West- en Zuid-Europa en Noord-Afrika (Pericart 1996b).

Herkenning:

  • Macropteer, submacropteer: 1,2-2,6 mm. Brachypteer: 1,5-1,7 mm.

  • Langvleugelig (macropteer), sublangvleugelig (submacropteer) en kortvleugelig (brachypteer).

  • Antennes zijn bruin. Antennesegment 2 is bij de basis soms lichter.

  • Kop, halsschild (pronotum) en schildje (scutellum) zijn donkerbruin tot zwart.

  • De voorvleugels zijn bruinachtig of geelbruin. De clavus (smal driehoekig vlak tussen schildje en hoornachtig deel v.d. voorvleugel), de voorkant van het corium (hoornachtig deel v.d. voorvleugel) en de cuneus (uiteinde van het corium) zijn soms donkerder. Het membraan (vliezig deel v.d. voorvleugel) is grijzig.

  • Lichtbruine poten.

Gisteren zag ik dat deze ingevoerde waarneming van eind november van dit jaar is gevalideerd op d.d. 8-december 2020 en goedgekeurd. Alweer een nieuwe ontdekking van een Wantsensoort -op de valreep van dit jaar- nabij de Natuurtuin ‘de Robbert’.

vleugel Piramidevlinder
vleugel Piramidevlinder
Piramidevlinder onbekend Amphipyra pyramidea/berbera
Piramidevlinder onbekend Amphipyra pyramidea/berbera

Vliegtijd en gedrag: Half juli-eind oktober in één generatie. De vlinders komen op smeer en op bloedende bomen; ze worden geregeld op licht aangetroffen en bezoeken bloemen van de vlinderstruik. Overdag verbergen ze zich in holle bomen, achter schors, in nestkasten of in gebouwen, vaak met meerdere exemplaren bij elkaar en soms samen met exemplaren van Amphipyra berbera.

Levenscyclus: Rups: april-juni. In tegenstelling tot de vlinders zijn de rupsen gemakkelijk te onderscheiden van die van Amphipyra berbera doordat de zijlijn onderbroken is en het puntje op het laatste segment geel gekleurd is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag of in de grond. De soort overwintert als ei in een bastspleet.

Waardplanten: Diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, sporkehout, berk, meidoorn, sleedoorn, kamperfoelie en liguster.

Habitat: Bossen, struwelen, parken en tuinen.

Later die morgen, tijdens de inventarisatie speurronde in de Natuurtuin met harkje en een witbakje’ voor de opvang en het fotograferen van de insecten, kwam ik een grote Kever tegen onder de los zittende boomschors de:

Gekorrelde veldloopkever Carabus granulatus
Gekorrelde veldloopkever Carabus granulatus

Gekorrelde veldloopkever Carabus granulatus Linnaeus, 1758

Herkenning: Vrij kleine Carabus -soort van 16-23 mm. De halsschildzijden zijn zwak s-vormig. Lijkt erg op C. monilis (die echter groter is) en C. arvensis (die afgeronden halsschildzijden heeft).

Voorkomen: Verspreid over het gehele land voorkomend.

Biotoop: In allerlei vochtige en natte biotopen te vinden, van bos tot grasland.

Fenologie adult: Maart-oktober.

Het was weer een verrassende, inspirerende leerzame morgen.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2020- 34, Winter in Natuurtuin De Robbert

logo natuurtuin

Vandaag: Start winter, Goudhaan in de Natuurtuin en nieuwe 2e Europese broedvogelatlas.

Zaterdag (2020-12-05), Het schemert nog als ik de Natuurtuin vanmorgen binnen stap. Als de zon ‘voorzichtig’ gaat schijnen en de kale bomen verlicht worden, valt de gouden glans van het licht op de kruinen. Terwijl ik de fiets plaatst bij de Beuk moet ik denken aan; één bekend spreekwoord dat zegt `het is niet al goud wat blinkt`, (=schijn bedriegt). Maar deze morgen is het wel raak, 3x Goud. Evenlater loop ik samen met Stan de wekelijkse vogeltelronde. Noteer verschillende ‘Wintergasten’ Sijs, Koperwiek en toch nog een grote groep van 71 Houtduiven op trek. In het berkenbosje zien we verschillende Mezensoorten en een groepje Staartmezen, tussen het groepje valt dan het kleinste vogeltje op het Goudhaantje weegt slechts 5 gram. Het tweede ‘goud’ in zijn kuifje en naam, de eerste in de reeks van LiveAtlas tellingen in de Natuurtuin ‘De Robbert’.

Goudhaantje (Regulus regulus)
Goudhaantje (Regulus regulus)
Goudhaantje vs Vuurgoudhaantje
Goudhaantje vs Vuurgoudhaantje

Als ik even later -achter in de tuin- tel nabij de onlangs in brand gestoken takkenril zit in de top van een van de twee linden een vrouwtje Goudvink te fluiten, een zacht, melancholieke “dju” “dju” “dju”. Het derde ‘goud’ scoor ik deze morgen in de Natuurtuin.

Begin deze week de buitentemperaturen richting nul, dan weer stijgt het ‘kwik’. Dit ‘schommeleffect’ van de temperaturen lijkt te weerspreken, dat de winter nadert met rasse schreden. Daarmee breekt er weer een interessante periode aan in de Natuurtuin en in je eigen groene tuin. Welke wintergasten komen langs of blijven hangen?

De winter komt eraan: Al vanaf oktober zien we langzaam maar zeker een verschuiving van diersoorten in de tuin. Waar er nog af en toe een wesp te zien is, zullen de meeste van hen in het najaar sterven, met uitzondering van de jonge bevruchte koninginnen. Ook lieveheersbeestjes zien we steeds minder; zij zoeken een veilig onderkomen voor de winter, vaak in groepjes binnenshuis. Veel slakken verzamelen zich straks om zich te ruste te leggen onder stukken hout en bladeren tegen de naderende kou en egels zijn zo zoetjes aan begonnen aan hun winterslaap. Kortom: de jaarlijkse kentering in het tuinleven is aanstaande.

Braambladeren met rijp (foto Will van Berkel)
Braambladeren met rijp (foto Will van Berkel)

Winter: De meteorologische winter van 2020/2021 ging dinsdag van start, maar zal Nederland nog niet meteen de koude rillingen bezorgen.

December: Wintermaand, Sneeuwmaand of Rijpmaand.

Op 21 december begint officieel de winter, althans volgens de astronomische kalender. Voor de meteorologen en klimatologen is de winter al op 1 december begonnen en duurt het seizoen precies drie kalendermaanden.

De klimatologische seizoensindeling waarbij de seizoenen steeds op de eerste van de maand beginnen biedt voor de meteorologen de mogelijkheid om de seizoenen onderling te kunnen vergelijken. Volgens de sterrenkundige kalender begint de winter meestal op 21 december, maar soms is de 20e of 22e de begindatum.

De wintermaand december is de maand van publicatie van allerlei verzamel tellijstjes van een lang jaar monitoring en tellen. Ook vele natuurboeken -veldgidsen en atlassen- verschijnen op de markt. Deze week na tienjaar driftig tellen en vogelsoorten verhalenschrijven is de Europese vogelatlas verschenen op 03 december 2020

Vogelbroedatlas
Vogelbroedatlas
verspreiding Zeearend
verspreiding Zeearend
Zeearend (Haliaeetus albicilla)
Zeearend (Haliaeetus albicilla)

Nieuwe broedvogelatlas van heel Europa: een mijlpaal, verspreidingskaartje van Zeearend

https://www.sovon.nl/nl/actueel/nieuws/nieuwe-broedvogelatlas-van-heel-europa-een-mijlpaal

Hier gingen zo’n 120.000 vogelaars voor het veld in, van de Azoren tot aan de Oeral. Met een duidelijk doel: na zo’n dertig jaar een nieuw overzicht krijgen van alle broedvogels van heel Europa. De resultaten zijn samengevat in de nieuwe Europese broedvogelatlas (EBBA2), een boek dat op 3 december werd gepresenteerd. Wat zijn de grote verschuivingen en wat valt er nog meer op? Klik op de link voor meer achtergrond informatie.

EBBA2 in een notendop: 596 broedvogels, 120,000 waarnemers, 48 nationale partners, 5 jaar veldwerk, 5,110 getelde hokken van 50x50 km, 11,075,000 km2 geteld’

Het boek: 556 soortbeschrijvingen, 69 extra soorten beschreven in een bijlage, 689 kaarten die de verspreiding tonen op 50x50 km basis, 222 modelkaarten met informatie op 10x10 km basis, 446 kaarten die verspreidingsverandering laten zien, 568 kleurillustraties door 46 illustratoren, 348 soortauteurs, 960 pagina’s.

Wellicht een geschenktip voor -kennisverbreding en inzicht van de broedvogels in Europa- onder de Kerstboom in deze feestelijke -geschenk- maand.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.