Onderzoeksnieuws maart 2020

VOORJAAR Start-2, LENTE in Natuurtuin De Robbert

Zaterdag (2020-03-21), Vanmorgen hoorde ik op de radio: Ging je gisteravond nog in de Winter slapen, word je vandaag toch mooi in de Lente wakker”

Jac. P. Thijsse schreef in zijn eerste verkade album (1906) Lente bij het hoofdstuk In Bosch en Park: Slapend, droomend of half wakend hebben tal van planten en dieren den Winter doorgebracht onder mos en bladeren. Als nu de Lente komt, dan wordt het voor de planten zaak, den deken af te werpen, zich te bevrijden van de dekkende bladerlaag “ .

J.P. Thijsse
J.P. Thijsse

Nu is het Lente, een nieuw jaargetijde met vele buiten activiteiten staat voor de deur. Vele vormen van voorjaarsboden zijn te zien in de natuur. Ook in Natuurtuin begint een nieuw seizoen, van ontdekken leren en beleven. Elke week proberen we met het ‘Natuur Team ‘de Robbert’ de lezers en belangstellenden voor deze rubriek en een tipje van de ‘dekkende bladerlaag’ open te leggen. Kom eens langs en loop de natuurtuin in en beleef het zelf. Natuur doet je leven!

Kijk voor informatie op de website: https://www.stichtingoase.nl/natuurtuinde-robbert

Een frisse eerste Lente morgen -ondanks een heldere blauwe hemel met veel zonneschijn- met de sleutel draai ik het slot open van de toegangspoort. Hoor verschillende vogels fluiten -denk en constateer onbewust- die hebben ook het voorjaar in hun bol. Zie de Pimpelmezen bij hun nestkast en een zwarte kraai vliegt over met nestmateriaal in hun snavel. De toon voor vandaag gezet, het is LENTE! Terwijl ik loop -richting de grote poel- start ik met een LiveAtlas vogeltelling. Wanneer ik op de houten brug sta, zie ik dat het strijklicht -dat valt over het wateroppervlak- het licht de plantentoppen van de Waterviolier Hottonia palustris extra op.

Waterviolier (Hottonia palustris)
Waterviolier (Hottonia palustris)

Waterviolier, Hottonia palustris Onder het wateroppervlak zit dan de bladmassa, die bestaat uit veerdelige, kamvormige vlakke bladeren. Nog even en dan kun je midden in de lente en voorzomer, boven sloten met zoet water dat niet al te snel stroomt de rechtopstaande bloeiwijzen aantreffen van de Waterviolier, Hottonia palustris. De witte met licht lila schakeringen gekleurde bloemen hebben een oranje gele keel. Dat is de buis van de kroon, waar de kroonbladen ook met elkaar vergroeid zijn.

Terwijl ik mijn vogeltelling bijna heb afgerond komt Wil over de brug mij achterop gelopen. We praten even bij -over wat de afgelopen dagen in de wereld is gebeurd- en stel voor om buitenom de Natuurtuin nog een vogeltelling uit te voeren. Onderweg zien we een groepje (8 exx.) Buizerd, Buteo buteo op voorjaarstrek richting het Noorden. Even later is het weer raak een groep van (33 exx.) Aalscholvers Phalacrocorax carbo in V-formatie vliegt ook richting Noord. Het zal toch niet langer ‘winter’ blijven? Terwijl we overal om ons heen de Tjiftjaffen Phylloscopus collybita en andere kleine zangvogels horen fluiten. Na ca. 50 min. zijn we weer in de Natuurtuin. Onderwijl ik de gegevens van de LiveAtlas telling bijwerk, zet Wil een lekker bakje koffie. Daarna lopen we nog even alle poelen langs op zoek naar ‘Schaatsenrijders’. Deze wantsensoort had ik van de week al op een andere locatie. Helaas hoe we ook kijken en speuren nog geen water- en oppervlaktewantsen te ontdekken.

Slootschrijvertje (Gyrinus Natans)
Slootschrijvertje (Gyrinus Natans)

Slootschrijvertje, Gyrinus Natans . Wel zie ik een aantal Slootschrijvertjes Gyrinus Natans op het wateroppervlak van de noordelijke poel cirkelen en kringelen, achter elkaar aan. Samen staan we gefascineerd te kijken naar deze vroege voorjaarsbode.

Het Schrijverke is algemeen bekend, door het gedicht van Guido Gezelle uit 1857 in romantische stijl. Het verscheen voor het eerst in zijn dichtbundel Vlaemsche Dichtoefeningen. Het gedicht gaat niet over een auteur, maar over een waterkever: het Schrijvertje, of mogelijk het Slootschrijvertje.

Het begint zo “O krinklende winklende waterding,. met 't zwarte kabotseken aan,. wat zien ik toch geren uw kopke flink. al schrijven op 't kopke flink al schrijven op 't waterke gaan!.”

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ vanuit de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

VOORJAAR Start-1, in Natuurtuin De Robbert

Zaterdag (2020-03-14), Vanmorgen een uurtje eerder op. Wanneer ik vanmorgen de gordijnen openschuif, en de achtertuin inkijk, zie ik een vrouwtje Merel bezig met het verzamelen van nestmateriaal. Als ze me opmerkt staakt ze acuut haar bezigheden. Slim zijn ze in deze periode wanneer ze met nestbouw bezig zijn. Onderweg naar de Natuurtuin tel ik de zingende Tjiftjaffen. Bijna om de driehonderd meter zingt er een andere Tjiftjaf, en allemaal het zelfde ‘tweelettergrepige’ deuntje tjin tjun tjil tjil tjun tjun ti etc. Zo zingt de Tjiftjaf de hele dag, vanaf zijn aankomst in maart. Als ik door de toegangspoort loop, de Natuurtuin in, hoor ik ook hier de Tjiftjaf zingen. Samen met Stan doen we het eerste uur -de Liveatlas telling- dan hoor we achterin de tuin nog een tweede tjiftjaf zingen, maar na verloop valt zijn zang niet meer op en gaat samen met de altijd aanwezige achtergrond geluiden. Als ik na het rondje - ca. 50 min vogels tellen - de eindstand bekijk zijn er 24 vogelsoorten geteld. Een half uurtje later hoor ik nog 5 andere vogels zingen, die neem ik mee in de volgende telling. Het voorjaar is net gestart en elke dag komen er ‘nieuwe’ soorten terug vanuit de zuidelijke landen. We houden u op de hoogte van het verloop van de voorjaarstrek.

Na de vogeltelling maak ik enkele foto’s van opmerkelijke voorjaarsboden: in de grote poel grote wolken kikkerdril, bloeiende Sleedoorn en de nog altijd aanwezige hoge waterstand. Even later komt de ‘witte bak’ en het harkje weer van pas als ik probeer vroege Wantsen te scoren. Na enkele pogingen zitten de eerste Wantsen tussen de droge bladeren en grassen. De wantsenstand staat nu alweer vanaf januari t/m half maart 2020 op zestiensoorten.

Kortvleugelige zaagpoot (Scolopostethus affinis)
Kortvleugelige zaagpoot (Scolopostethus affinis)

Kortvleugelige zaagpoot Scolopostethus affinis (Schilling, 1829)

Net als bij veel andere genera van de familie bodemwantsen heeft het voorste dijbeen een grotere tand en diverse kleine. De zijkanten van het halsschild (pronotum) hebben een duidelijke lichte vlek net voorbij het midden. Wantsen uit het genus Scolopostethus zijn moeilijk uit elkaar te houden. De kleur van de antennes is daarbij een goede hulp. Alleen geeft dat niet altijd zekerheid, omdat die soms wat variabel kan zijn.

Herkenning:

  • 3,1-4 mm.
  • Kortvleugelig (brachypteer) met een kort membraan, soms langvleugelig (macropteer).
  • Antennen: Segment 1 en 2 zijn lichtbruin, segment 3 en 4 zijn donkerbruin. (soms is de basis van segment 3 ook lichtbruin)
  • De kop, het schildje (scutellum) en het voorste deel van het halsschild (pronotum) zijn zwart. Het achterste deel van het halsschild is donkerbruin. Een lichte vlek aan de zijkant van het pronotum.
  • De voorvleugels zijn geelbruin met zwartbruin en zwart. Het membraan is witachtig (met bruine aders bij de langvleugelige wantsen). Bij de kortvleugelige exemplaren is het membraan kort, maar langer dan het membraan van S. thomsoni.
  • De poten zijn lichtbruin, de voordij kan ook donkerbruin zijn.
  • Op het mesosternum (gelegen aan de onderzijde van het borststuk) twee duidelijke haakjes bij de mannetjes en twee minder duidelijke knobbeltjes bij de vrouwtjes. (zie foto's onder)
Bruine moswants (Drymus brunneus)
Bruine moswants (Drymus brunneus)

Bruine moswants Drymus brunneus (R.F. Sahlberg, 1848).

Onderfamilie Rhyparochrominae - rookwantsen. Tribus Drymini. Genus _Drymus - _moswants.

Wantsen uit het genus Drymus zijn moeilijk uit elkaar te houden. Het zijn donkerbruine tot zwarte bodemwantsen, die op de bodem een vrij verborgen leven leiden, waardoor niet alles bekend is. D. brunneus en D. sylvaticus zijn het algemeenst

Herkenning:

  • 3,6-5,4mm.
  • Meestal kortvleugelig (brachypteer), soms langvleugelig (macropteer).
  • De antennes zijn zwart, zwartbruin. Het bovenste deel van het laatste antennesegment is vaak lichtbruin.
  • De kop, het schildje (scutellum) en het voorste deel van het halsschild (pronotum) zijn zwart. Het achterste deel van het halsschild is donkerbruin.
  • De voorvleugels zijn bruin tot donkerbruin. In het midden zijn ze opvallend breed.
  • Van de poten zijn de dijen zwart, de schenen (tibia) donkerbruin en de tarsen (voeten) lichtbruin. Bij de schenen zijn geen rechtopstaande haren. (Bron en foto (r) waarneming.nl).

Tijdens het korte onderzoekje naar de wantsen deze morgen komen vijf soorten naar voren:

Kortvleugelige zaagpoot - Scolopostethus affinis (Schilling, 1829)

Bruine moswants - Drymus brunneus (R.F. Sahlberg, 1848).

Bonte zaagpoot - Scolopostethus pictus (Schilling, 1829)

Thomsons zaagpoot - Scolopostethus thomsoni Reuter, 1875

Bruine kortsprietwants - Agnocoris reclairei (Wagner, 1949)

Van de week kreeg ik reactie van de validator op een ingevoerde (20200215) Vlokreeft dat het ook een Amerikaanse vlokreeft Crangonyx pseudogracilis Bousfield, 1958 betreft.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ vanuit de Natuurtuin ‘De Robbert’

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel

boeiende diertjes 2 in de poelen van Natuurtuin De Robbert

Trichostegia minor
Trichostegia minor

Trichostegia minor (Curtis, 1834) Deze onlangs (20200215) geziene Kokerjuffer in een van de poelen van de Natuurtuin De Robbert heeft nu ook een naam gekregen Trichostegia minor (Curtis, 1834). De validator van waarneming.nl bevestigde de waarneming.

De soort is opgenomen in de Verspreidingsatlas Nederlandse kokerjuffers (Trichoptera). In deze atlas staan vliegtijddiagrammen en verspreidingskaartjes (Nederland en Europa) van alle 181 in Nederland voorkomende kokerjuffers. Er wordt één soort per pagina behandeld. Alle soorten zijn voorzien van een beknopte begeleidende tekst over hun habitat en ecologie.

Verspreidingsatlas Nederlandse kokerjuffers

Recensie door David Tempelman

In 2005 verscheen de lang verwachte tabel voor de Nederlandse kokerjufferlarven.

Van de zelfde auteur, Bert Higler, is nu (begin 2008) ook een verspreidingsatlas verschenen. Als kokerjufferliefhebber is het een groot genoegen dit gidsje te lezen en bespreken.

kokerjuffer atlas kaft

Trichoptera brengen het grootste deel van hun leven als larve door. Ze worden dan kokerjuffer genoemd. Deze larven leven in het water en zijn afhankelijk van factoren als zuurgraad, stroming en aanwezigheid van vegetatie. Het volwassen stadium, de schietmot, eet niet en sommige soorten kunnen grote afstanden vliegen. Ze worden, als bijvangst, vaak op licht gevangen bij nachtvlinderonderzoek. Hoewel mooi zijn schietmotten dus ecologisch minder indicatief dan larven, omdat ze als volwassen dier soms ver van de plaats gevonden worden waar ze als larve hebben geleefd.

De atlas biedt voor elk van de inmiddels 181 in Nederland vastgestelde soorten een tekst over de identificatie, verspreiding, ecologie en status. Verder wordt een man/vrouw diagram en een tweetal verspreidingskaartjes getoond: een kaartje van Nederland, met pre- en post-1980 stippen en een kaartje van Europa met de landen waar de soort voorkomt donker gekleurd. Zo is veel essentiële informatie handzaam samengevat.

De teksten lezen allemaal heel prettig. De verspreidingskaartjes van een algemene soort als Triaenodes bicolor met vele honderden stippen in bijna heel het land laten zien dat van sommige soorten het verspreidingspatroon bijna volledig is. Is alles dan ook bekend? Dat is niet zo. Bij andere soorten zoals Ceraclea senilis lijkt Zuid-Holland wat incompleet. In het algemeen zijn de kleine wateren echter zeer goed ‘gedekt’. Bij de grote wateren (“rijkswateren”) lijkt dit minder goed gelukt. Zo wordt een soort als Hydropsyche bulgaromanorum ‘zeer zeldzaam’ genoemd, terwijl deze in monitoringprogramma’s van Rijkswaterstaat wel gevonden is. In de Limnodata (STOWA, 2002) staan bijvoorbeeld zo’n 30 waarnemingen, voornamelijk uit de IJssel en Psychomyia pusilla is gevonden langs de Waal. Rijkswaterstaat wordt niet als bron van gegevens genoemd; mogelijk kan die bron van informatie nog ontsloten worden. Het is jammer dat op die kaartjes niet te zien is of een stip een waarneming van een larve (of pop) of adult betreft. Zo zijn er op pagina 76 stipjes van een grotendeels in beken voorkomende soort; Hydropsyche angustipennis te zien uit Zeeland en Zuid-Holland, waar nauwelijks stromende wateren voorkomen. Waarschijnlijk betreft het hier adulte dieren - die van ver kunnen komen. Larven van Hydropsyche in Zeeland zou m.i. een sensatie zijn.

Met beide publicaties is er voor Nederland voor het eerst een zowel betrouwbare als goed toegankelijke bron van informatie voor verdere studie naar deze diergroep. Bij verdere studie valt te denken aan het maken van literatuur voor de determinatie van de poppen (en exuviae) van kokerjuffers. Daarvoor is nu nog het gebruik van diverse oude, buitenlandse tabellen nodig. Verder kunnen ook de schietmotten – de volwassen kokerjuffers dus – nog niet met een Nederlands gidsje gedetermineerd worden. Een schietmottenboek, met mooie habitusfoto’s is nu nog een droom maar komt misschien dichterbij met de talloze foto’s die op bijvoorbeeld waarneming.nl gemaakt worden. Wat betreft larven-ecologie valt te denken aan het maken van gevalideerde responsietabellen, waarbij de Limnodata en Steenbergen (1993) belangrijke bronnen kunnen zijn.

Al met al moeten we Bert Higler zeer erkentelijk zijn voor deze fraaie publicatie. Het is te hopen en verwachten dat deze atlas tot meer onderzoek aan deze schitterende dieren leidt.

Omvang: 244 pagina’s ISBN 978-90-76261-05-8 Prijs: EUR 15,-. Te bestellen door een bericht te sturen naar: EIS@naturalis.nl.

Tot de volgende ‘natuurontdekkingen’ vanuit de Natuurtuin ‘De Robbert’