Nieuws van Onderzoeker Will

NATUURJAAR 2022-26, Begin Zomer in Natuurtuin De Robbert

Juni: Vandaag: Wespendief, Bijeneter, Dwergbootsmannetje, Hygrotus inaequalis, Gewone slijkvlieg en Will’s Natuurverhaal Bijeneter.

Zaterdag (2022-06-25), Deze week: woensdag stuurde Stan een Appje rond dat er een wespennest -dat vlak achter de tuinpoort in de grond zit- was uitgegraven de vraag is, door wie? Er zijn een paar opties mogelijk, welke dieren Wespenpoppen lusten en wie sterk genoeg is, om het nest open te graven. Maar nu willen we de rollen omkeren: wie in onze natuur heeft er zin in een hapje wesp? Trouwens, voor we op zoek gaan naar wespeneters, toch nog even benadrukken dat wespen hun plekje in ons ecosysteem écht wel verdienen. Een gemiddeld wespennest roeit op één week tijd honderdduizenden vliegen en muggen uit. Die larven vangen ze om hun jongen te voeden.

Bijeneter Merops apiaster - foto Will van Berkel
Wespendief Pernis apivorus
Kop Wespendief, spleetvormige neusgaten (Foto: Jan van Diermen)
Uitgegraven wespennest (Foto: Will van Berkel)

Bijeneter

De kleurrijkste vogel die ook zijn naam mee heeft is de Bijeneter Merops apiaster, Linnaeus, 1758 maar deze vogel is te klein voor het graafwerk. Zij eten Bijen en Hommels vaak in de vlucht uit de lucht en zijn niet uitgerust voor het zware graafwerk. Ook zijn er een aantal insecten die de ‘Honing- en Nectardragers’ belagen, alleen individuele exemplaren.

Behendig hoog joegen ze hoog door de lucht in de Camargue (F) met stijve, horizontaal gehouden vleugels, nu eens in glijvlucht, dan snellere vleugelslag. De vogel bereid zich steeds verder uit; kent geslaagde en helaas mislukte broedgevallen in Nederland, maar ook in Europa. Steile wanden bij zandafgravingen en in duinen genieten de voorkeur. Wanneer je ze ziet in Nederland, blijft het een tropische verrassing. (Tekst: gedeeltelijk, Vogels kijken, Kester Frederiks).

Das

Ook de Das Meles meles, (Linnaeus, 1758) zou in aanmerking kunnen komen maar er is nog geen waarneming van dit zoogdier in het natuurgebied de Bundertjes gemeld. Er zijn meldingen van de Das bekent, die zijn hemelsbreed op 6 a 10 km van de Natuurtuin. Dus een Das zou je normaliter kunnen uitsluiten.

Wespendief

Dan komen we bij de meest voor de hand liggende predator met in de naam zijn /haar voorkeur voor Wespen; de Wespendief, maar … er zijn geen waarnemingen bekent van deze schaarse stille schuwe prachtige Vogel. Dit is geen Buizerdsoort, maar een zeer variabele variant van de Wouwen. Vogels kunnen vliegen en daardoor kunnen ze overal op duiken ook al blijven ze lange tijd onder de radar.

Wespendief Pernis apivorus (Linnaeus, 1758), De meest spectaculaire van allemaal, is zonder twijfel de Wespendief. Die forse roofvogel eet het allerliefst larven en poppen van de wesp, die hij uit het nest gaat stelen. Hij speurt de grond af naar een wespennest, baant zich met z’n klauwen een weg naar binnen en haalt de lekkernijen rechtstreeks uit de raten van het nest. De woeste wespen deren hem niet, door de perfecte bescherming die de natuur voor hem heeft voorzien: een dicht verenkleed rond snavel en ogen, spleetvormige neusgaten, lange wimpers en verhoornde poten.

De Wespendief is namelijk verzot op Bijen en Wespen. Hij volgt ze naar hun nest en graaft ze dan uit, waarna hij zich te goed doet aan de larven, de poppen en zelfs de honing. Van de volwassen insecten verwijdert hij eerste de angel voordat hij ze opeet, door ze met hun achterlijf langs een tak te wrijven. Tevens is hij tot op zekere hoogte immuun voor het gif van de Wespen. Tijdens het broedseizoen vervoert hij de raten naar zijn nest en voert ze aan zijn kuikens.

Dwergbootsmannetje Plea minutissima
Hygrotus inaequalis
Gewone slijkvlieg, larve Sialis lutaria
Bijeneter, Merops apiaster (illustratie: B. Wijngaarden)

Vandaag, zaterdag

Na de vogeltelronde door de Natuurtuin, gaan we na negenen verder -met Delano onze stagiaire, Rinus, Wil en Stan- het waterleven c.q. soorten vergelijkingen -projectje. Twee nieuwe poelen hebben we uitgekozen, de grote Natuurlijke poel midden in de tuin en we nemen de schepnetjes en de ‘witte’ bewaarbakken mee naar de Gulden Aa. We richten onze onderzoek’hoek’ in, water in de sorteerbakken en het scheppen kan beginnen. De eerste waterdiertjes komen boven de waterspiegel. De grootte van de insecten variëren van 2 à 3 mm tot ca. 30 à 40 mm. Ook zie de eerste grote roze gekleurde Rugzwemmers maar dit keer geen Waterscorpioen. Het kleinste insect een Wantsje het Dwergbootsmannetje. Vele insectensoorten die we vanmorgen scheppen worden ook met bewondering bekeken door de langslopende wandelaars. Door het scholenproject ‘Waterdiertjes scheppen’ in de Natuurtuin kennen we deze verwondering. Ook deze morgen lopen buurtbewoners de tuin binnen, hun reactie is dezelfde. Hierbij enkele opmerkelijke vangsten (Foto’s Will van Berkel);

Dwergbootsmannetje

Herkenning: 2-3 mm. Langvleugelig (macropteer), achtervleugels meestal verkort, waardoor die wantsen niet kunnen vliegen. Lichaam hoogstens twee keer zo lang als breed. Voorkant stomp, achterkant bootvormig naar een punt. Witachtig of grijsachtig. Een bruine lengtelijn tussen de ogen.

Halsschild en voorvleugels diep gepuncteerd. Het schildje minder gepuncteerd en meer geelachtig. Soms met een vage, donkere, schuine vlek op het eind van de voorvleugels (variabel). Onderkant van het lichaam is zwart.

Gelijkende soorten: Dit Wantsje is met geen andere soort te verwarren.

Voorkomen: In Nederland algemeen. Europa, Noord-Afrika en Centraal- en Noord-Azie (Polhemus1995). Ontwikkeling: Een generatie per jaar.

Biotoop: Licht zure tot enigszins basische wateren met rijke plantengroei (ook met een krooslaag).

Overwintering: Als volwassen wants op de bodem van hun habitat. Ze schakelen dan over op plastronademhaling (Tussen de haartjes wordt een dun luchtlaagje vastgehouden, dat in verbinding staat met de stigmata. De verbruikte zuurstof wordt aangevuld door de in het water opgeloste zuurstof, terwijl de fijne haartjes rechtstreeks verlies van zuurstof verhinderen). Normaal gebruiken ze een luchtbel.

Voedsel: Zoofaag. Kleine dieren als watervlooien (Cladocera) en muskietenlarven. Voor hun grootte zijn het redelijk goede zwemmers en jagen ze op prooien als ze dicht genoeg in de buurt komen.

Hygrotus inaequalis

Een bol kevertje met een lengte van 2,7 mm. Het is algemeen in allerlei sloten en plassen. Dit exemplaar zwom in een poldersloot op Terschelling. Het lijkt veel op Hygrotus versicolor, maar die is gestreept, en hier zijn de strepen op de dekschilden samengevloeid tot grote zwarte vlekken. Kenmerkender zijn de punten in de dekschilden: hier grote, diepe punten, bij versicolor zijn er naast deze grote punten ook kleinere aanwezig. Op het kevertje hebben zich gesteelde eencelligen vastgezet, waarschijnlijk klokdiertjes van het geslacht Operculata

Als de kever onder de waterspiegel hangt, heeft hij de poten gedeeltelijk ingetrokken. De poten kunnen zover "in de hoek" gedrukt worden dat ze stijf aanliggen. Dit kan voordelig zijn bij het zwemmen, of de kever daar gebruik van maakt weet ik niet. Wat ik heb gezien is dat ze de poten helemaal intrekken en zich dood houden als ze zich bedreigd voelen, ongeveer net zoals een lieveheersbeestje dat doet.

Weer een waterkevertje op de soortenlijst, hoeveel zullen we er nog vinden in de rijke poelen van de Natuurtuin?

Gewone slijkvlieg, larve 

Spanwijdte vleugels 23-35 mm, mei-augustus

Kenmerken: Somber zwartbruine, netvleugelige insecten. Vleugels in rust dakvormig gevouwen en met een duidelijk grofmazig adernest, aderen niet gevorkt. Zes sterk op elkaar lijkende, Europese soorten.

Voorkomen: De 6 Sialis soorten hebben alle een verschillend biotoop. Zo komt de algemeenste soort, de elzenvlieg Sialis lutaria, vooral bij stilstaande wateren voor. S. fuliginosais bij snelstromende beken meestal in bergachtige streken het algemeenst en de tamelijk zeldzame S. nigripes heeft een voorkeur voor de grotere rivieren.

Levenswijze: Volwassen slijkvliegen zijn overdag actief, maar vliegen doorgaans weinig en worden meestal stilzittend op planten langs de oever aangetroffen. Ondanks hun goed ontwikkelde monddelen schijnen zij nauwelijks voedsel op te nemen. De larve (126 1c g) ontwikkelt zich in het water. Zij draagt aan ieder achterlijfssegment een paar lange, draadvormige tracheekieuwen en aan de punt van het achterlijf een staartdraad. Meestal houdt de larve zich verborgen in de slijkachtige bodemlagen of kruipt langzaam over de bodem en planten voort, maar kan zich ook door kronkelige op-en-neer bewegingen met rukken zwemmend verplaatsen. De prooien bestaan uit wormen, insectenlarven en andere waterdieren die met de krachtige kaken worden gegrepen en geconsumeerd. De ontwikkeling duurt 2 jaar. Na de tweede overwintering verlaat de volgroeide larve het water. Vaak begeeft zij zich wel tot 5 meter van het water vandaan om zich in de losse bodem in te graven. In een onderaards holletje vindt de verpopping plaats. De pop is zeer beweeglijk. Al na 2 weken kruipt de volwassen slijkvlieg uit haar pop. De slijkvliegen (onderorde Megaloptera: familie Sialidae) behoren tot een zeer oude insectengroep met een volledige gedaanteverwisseling. In de tropen komen de meeste soorten voor, waaronder enkele reuzen met een vleugelspanwijdte van 15 cm.

Will's natuurverhaal: BIJENETER, DE VERRASSENDSTE ‘CLIMATE’ BROEDVOGEL VAN 2015?

10-12-2015- De Bijeneter, is al -vanaf mijn ‘jeugd’- een van mijn favoriete ‘droom’vogels. Nu anno 2015 broed de exotische uitziende zuidelijke vogelsoort –al vanaf 1964 onregelmatig en soms met meerdere paren- slechts enkele tientallen kilometers verwijderd van mijn woonplaats. Mede geholpen door de gevolgen van de opwarming -jaren achtereen- van de aarde? Wij mensen blijken in staat -door de gekozen systemen en allerlei andere oorzaken- om de klimaatverandering flink te beïnvloeden. De klimaatverandering –o.a. door op grote schaal fossiele brandstoffen te verbranden- die schade veroorzaakt aan de ecosystemen. Maar de flora en fauna reageert gelijk -als een van de eersten- op deze langzaamaan veranderingen.

Droomvogels, in één van m’n eerste vogelboeken staan ze alle vier -opeenvolgende pagina’s- afgebeeld. Mooi gekleurde exotisch tropisch uitziende vogels; Bijeneter, IJsvogel, Hop, en Scharrelaar. De tweede vogelsoort de IJsvogel (Alcedo atthis) is goed hersteld, dit jaar in Nederland een van de ‘broed’ toppers. Op de goede weg mede geholpen door de verbeterde waterkwaliteit, beek herstelprojecten en het zachte weer. Ook heeft de ‘Blauwe flits’ goed gereageerd op de aangeboden kunstmatig aangelegde ‘natuurlijke’ broedt gelegenheid. Bijna overal in NL -nog niet geheel landelijk dekkend- kom je de IJsvogel tegen. Langs allerlei waterkanten en oevers van beken, kanalen, rivieren, sierwateren en ja zelfs nabij de tuinvijvers. Maar zijn roep -als hij op of voorbijvliegt- hoor je altijd als eerst ‘tjsie”… ‘tjsie” en pas daarna zie je hem vliegen, één blauwe streep. In de paartijd hoor je de Kingfisher herhalend roepen “tii, tii, tut, en dan zie je hem/haar in hun blauw turquoise kleurige verenpak vliegend of zittend nabij een broedwand of steile beekrand.

De bijeneter is in de paartijd ook zo’n vogel, die van duinengebieden, grondafgravingen en oude stroomgeulen met zanderige steil randen en -wanden houdt. Dit voorjaar zijn weer regelmatig bijeneters(paren) gezien, en hebben ze op verschillende locaties gebroed in NL. Als je de reacties en verhalen leest over de broedresultaten was het dit jaar uitzonderlijk. Voor zover nu bekent, is de eerste Nederlandse waarneming van een bijeneter in 1905 vastgelegd. Het eerste geregistreerde broedgeval staat voor 1964 genoteerd. Ook in de omringende landen Duitsland en België gaat het goed met de populatie Bienenfressers of Bijeneters. Hebben we dit tropische vogel succes alleen te danken aan de aanhoudende temperatuurstijging veroorzaakt door de klimaatverandering? Klik op de link voor meer info Bijeneter:

https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/bijeneter

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen opzoek gaan naar natuurfenomenen in de Natuurtuin.

We zitten aan het begin Zomerseizoen van het Nieuwejaar 2022, dan gaan we weer opzoek naar: Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’.

Tot volgende week, Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2022-25, Bijna Zomer in Natuurtuin De Robbert

Juni: Vandaag: Begin Zomer, Onder de buitenlamp Bonte brandnetelmot, Puntige zoomspanner, Will ’s Natuurverhaal, Metamorfose Libel (Larve – Imago) wonderlijk, Zwarttip-smalboktor, en Vogels profiteren van bessendracht.

Zaterdag (2022-06-18), Deze week nog net voor ik naar de Natuurtuin fiets kijk ik altijd -in deze tijd van het jaar- wat er onder de buiten lamp zit. Nachtvlinders komen op het licht af, vaak blijven ze zitten -onder de verlichting- in o.a. bushokjes, uithangborden reclame, winkelvitrines, fietstunneltjes en ook tuin- en buitenlampen. Vele gekleurde mooi getekende nachtvlindersoorten kun je ‘s morgens vinden onder of naast de buitenlamp. Deze week zaten de twee exemplaren op de gevel en op het deurkozijn.

Bonte brandnetelmot Anania hortulata (Foto: Will van Berkel)
Puntige zoomspanner Epione repandaria (Hufnagel,

Bonte brandnetelmot

De Bonte brandnetelmot of Bonte brandnetelroller is een dagactieve vlinder uit de familie grasmotten.

Voorkomen: Een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen.

Etymologie: Met brandnetelmot werden vroeger meerdere soorten bedoeld, omdat ze allemaal deze naam droegen: Celypha lacunana, Anthophila fabriciana en Anania hortulata. Deze soort onderscheidt zich door de bonte kleuren.

Waardplanten of voedsel: Een groot aantal lage planten. In Nederland vooral op soorten brandnetel (Urtica) en dan vooral grote brandnetel (U. dioica). Ook gevonden op braam en framboos (Rubus). Zelden ook op andere planten. Ondermeer ook munt (Mentha), andoorn (Stachys), ballote (Ballota), malrove (Marrubium) en winde (Convolvulus) (Parenti, 2000a). Incidentele vermelding uit Nederland van basilicum (Ocimum sp.) (H. Jonkman, meded. 2015)

Puntige zoomspanner

 De Puntige zoomspanner is een nachtvlinder uit de familie van de Geometridae, de spanners. De vlinder heeft een voorvleugellengte van 13 tot 16 millimeter. De soort overwintert als ei op de waardplant.

Klik op link; https://www.vlinderstichting.nl/vlinders/overzicht-vlinders/details-vlinder/puntige-zoomspanner

Will's natuurverhaal: Metamorfose libellen

Bij de schoolexcursies in de natuurtuin maken de kinderen spelenderwijs kennis met natuuronderzoek. Regelmatig komen Libellen larvenhuidjes -die tussen de planten- en rietstengels verscholen zitten in het net. Wanneer de jonge onderzoekers deze huidjes zien en vinden, komen er altijd veel vragen. Vandaar dit verhaal uit de oude doos, ook in en rondom uw tuinvijver vindt dit proces plaats.

Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum
Libellen larvenhuidjes WvB
Schoolbezoek in de natuurtu
logo IVN slootjesdag

14 september 2014- Als ik gisterenmorgen de tuindeuren open en het –tuinterras oploop- scan ik automatisch de ‘groene’ ruimte op veranderingen. De weersvoorspellingen zijn; zonnig. De zon moet nog doorkomen, daardoor is de lucht nog een beetje nevelig. Kijk ik naar de begroeiing die aan de rand van de tuinvijver staat. Dan zie ik een libellarvenhuidje met een zojuist uitgekropen imago hangen, bovenaan een plantenstengel. Evenlater; -als ik ben uitgepuzzeld- kom ik uit op de Steenrode heidelibel. Een van de negen heidelibelsoorten die in Nederland algemeen voorkomen. Van de steenrode heidelibel is de vliegtijd; van juli tot begin november. De grootste aantallen zijn in de maanden, juli tot september te tellen. Wanneer ik de situatie rondom de uitsluiping bekijk, heeft de larve een lange afstand afgelegd. Vanaf de waterlijn naar de plantenstengel is het toch zeker ca. 50 centimeter, door de aanwezige bodembedekkers gekropen. Daarna de ongeveer 30 centimeter lange plantenstengel ingeklommen. Op het moment dat ik de libel zag hangen was het ‘uitsluipen’ al geschied. Heb de situatie daarna op de voet gevolgd. De tijdsduur tot aan het moment dat de kersverse libel op de uitgeharde fragile vleugels ging is, bijna vier uur. Een klein deel van deze tijdinspanning heb ik kunnen volgen. Ondertussen is de zon -na elfen doorgebroken- en zij verwarmd, de kersverse larve die daardoor zijn vleugels kan harden. Tijdens het veranderingsproces zijn de vijanden rondom volop aanwezig. Zie vijanden van de weerloze larve om hem heen: o.a. bastaardkikkers en op de tuinmuur zitten de huismussen. Regelmatig gezien in broedtijd dat zij -wanneer jonge juffer- en libellenlarven uitsluipen en rondvliegen- de larven in de lucht of vanuit planten pikken, voor voedsel aan de jongen. Voor een heidelibel (larve) is het een hele toer en tijdsinspanning de metamorfose van onderwaterinsect tot een vliegend individu (imago) te doorlopen. Het uitsluipen van heidelibellenlarven is te volgen van; begin eind juni en kan doorgaan tot eind september (piek: eind juli, begin augustus). Imago's sluipen uit op planten in of langs het water op enkele decimeters hoogte. Er zijn vondsten bekend van huidjes in bomen op twee tot vier meter hoogte. Wanneer je later het kleine larvehuidje bekijkt -hoe klein van afmeting en hoe ligt in gewicht het is. Bedenk dat een larve eerst -twee tot drie jaar- in het huidje onderwater leeft, en daarna een vrij vliegend insect is. Het blijkt iedere keer weer hoe een ‘wonder’ deze metamorfose is.

Zwartkop jong, (Foto: Paul Korver)
Roodborst jong, (foto: Rob Belterman)
Zwarttip-smalboktor Paracorymbia fulva

Ook op deze bijna zomerse zonnige zaterdagmorgen een speurtocht door de Natuurtuin, opzoek naar ‘nieuwe’ insecten. Op een Zevenbladbloem kom ik bij de werkschuur ‘de Kale Jonker’ deze Smalboktor tegen -nog niet eerder tegengekomen in de Natuurtuin:

Zwarttip smalboktor

Herkenning: Middelgrote (9,5-14 mm), gedrongen boktor. Kop, halsschild, poten en sprieten zwart; dekschild geelbruin, meestal met donker uiteinde. Verschilt van de meeste andere overeenkomstig gekleurde boktorren door de geheel zwarte poten; van het mannetje Anastrangalia sanguinolenta door forsere bouw en de overwegend gele (in tegenstelling tot zwarte) beharing op de dekschilden. Voorkomen: Vrij algemeen in de zuidelijke helft van het land (Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en zuidelijker). Elders vrijwel afwezig. Biotoop: Op ruderaal terrein, bermen, akkerranden en zandgroeves met wilg en populier. Bezoekt bloemen.

Vliegtijd: Eind mei-augustus.

Vogels profiteren van de rijpende bessen van: Vogelkers, Gelderseroos en Lijsterbes

Vooraf aan alle bezigheden in de Natuurtuin een vogeltelronde. Tijdens het speuren, zoek ik naar vogelbewegingen in boomkruinen. Zie nu in mijn vogelkijker twee jonge bruin/beige achtige vogeltjes. Herken de eerste vogel aan zijn petje in de nabijheid zit de oudervogel -een vrouwtje, heeft bruine petje- in de vogelkers met in haar snavel een rijpe donker paarse bes. Even verder op zie ik op de bloeiende Braam een jonge Roodborst zitten -over het bijna gehele verenkleed oranje gestippeld. Net uitgevlogen aan de houding van zijn fragile lijfje zie je en constateer ik net uitgevlogen. Een paar dagen nog een verborgen bestaan dan is de vogel aangesterkt, ‘vlieg vlug’. Een broed seizoen gaat vlug, een paar weken maar.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen opzoek gaan naar natuurfenomenen in de Natuurtuin.

We zitten aan het begin Zomerseizoen van het Nieuwejaar 2022, dan gaan we weer opzoek naar:

Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’.

Tot volgende week, Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2022-24, Lente in Natuurtuin De Robbert

Juni: Vandaag: Zomer begint, Landelijke slootjesdag ‘waterdiertjesscheppen’, Boomvalk vliegt boven Natuurtuin, Nieuwe waterroofkevers op soortenlijst NTR Laccophilus minutus, Laccophilus poecilus en de Grote spinnende watertor.

Zaterdag (2022-06-11), Deze week sluiten de activiteiten in de Natuurtuin aan op de Landelijke slootjesdagen. Eindelijk was het zover! Afgelopen donderdag kwam de basisschool uit Brouwhuis op bezoek voor het ‘waterdiertjesscheppen’ en een Natuur quizwandeling met spelletjes. Aanstaande zaterdag organiseren natuurgidsen van het IVN in samenwerking met het Tuinteam in de Natuurtuin en door het hele land Slootjesdagen activiteiten. Na alle regen begin deze week -zijn de poelen weer met vers regenwater aangevuld- blijft het dit weekend droog dan staan we zaterdag lekker buiten in het zonnetje langs de sloot. Opzoek met de jeugd naar leven en insecten in de aanwezige poelen.

Boomvalk

Vooraf aan de groepsactiviteiten loop ik altijd een Vogeltelronde, zo ook afgelopen donderdag. Hoorde toen in de omzomende rietkragen van twee poelen de Bosrietzanger volop zingen. Aan het einde van dit zangconcert van de twee (zomerse) solisten. Ze brengen namelijk vogelzanggeluiden mee uit hun zuidelijk overwinteringsverblijf Afrika. Kwam de verrassing tijdens de telling, kijk dan regelmatig naar het zwerk wat er rond- en overvliegt. Aan het einde van deze ochtendtelling zie ik een klein ‘stoot’vogeltje met spitse vleugels snel langs de boomkruinen schieten. Hij draait zich om in een split second' en vliegt terug, naar de top van een boomkruin, en grist een vogel ter grootte van een spreeuw uit de lucht, hebbes. Een vogel van het zomerseizoen die zich een enkele keer laat zien in het telgebied van de Bundertjes.

Boomvalk silhouet
boekje over boomvalk
Boomvalk vangt libelle (Illustratie: Joris De Raedt)

Boomvalken zijn gespecialiseerd in het vangen van vliegende prooidieren. Jaagt in open land op vogels van open veld en op libellen. Is snel en is zelfs in staat om zwaluwen en gierzwaluwen te slaan. Kleine valk met lange, spitse vleugels en een korte staart. Volwassen vogels hebben een rode 'broek'. Zomervogel, overwintert in tropisch Afrika. Trekt weg in augustus-september, keert terug in april-mei.

Kleine valk met lange, spitse vleugels en een relatief korte staart. Volwassen vogels met blauwgrijze bovenzijde en kenmerkende roodbruine 'broek'. Opvallend witte wangen, contrasteren met zwarte kopkap. Vrouwtje iets groter dan mannetje. Jonge vogels bruiner, missen de rode broek en lijken op andere kleine valken, vooral roodpootvalk. In de zomer vaak jagend op libellen in vlucht. Bidt niet zoals torenvalk.

Laccophilus minutus (Foto: Will van Berkel).
Laccophilus minutus onderkant (Foto: Will van Berkel)

Laccophilus minutus

Afgelopen donderdag morgen kwam tijdens het slootjesscheppen weer een nieuwe roofkeversoort boven de waterlijn. Om de keversoorten vast te stellen -maak ik foto’s van zowel de boven- en onderzijde- in samenwerking met de validator volgt de goedkeuring validatie.

Laccophilus minutus (Linnaeus, 1758), is een keversoort uit de familie waterroofkevers (Dytiscidae). Vooral voorkomend in voedselrijkere, permanente wateren.

Deze soort is dus ook behoorlijk transparant, dit slaat op het transparante van het pantser en je ziet de dekschilden. De achterpoten houdt deze kever helemaal onder het achterlijf, in tegenstelling tot de meeste zwemkevers, waarbij je de zwempoten als "veertjes" omhoog ziet staan. Dit is op de rechter foto ook duidelijk te zien.

Laccophilus poecilus
Grote spinnende watertor (Foto: Will van Berkel)
Fossiel File:Hydrophilus - La Brea Tar Pits. Stage : Pleistocene from 35 000 years old

Zaterdag IVN-Slootjesdag in de Natuurtuin

Het jeugd IVN was weer op bezoek in de Natuurtuin ‘Waterdiertjes’ scheppen. IVN Natuurgidsen stonden dit weekend weer klaar met schepnetten, loeppotjes en zoekkaarten om kinderen van vier tot en met twaalf jaar en hun (groot)ouders alles te leren over het leven in de sloot. De kinderen werken tegelijkertijd mee aan een citizen science-project, want alle diertjes die zij vinden kunnen ze vastleggen op een speciaal telformulier.

Voor mij als onderzoeker van Roofwaterkevers kwamen weer vele soorten waterinsecten bij mij langs, om te fotograferen en vast te leggen in het landelijke systeem. Deze win win situatie is in samenwerking door de scheppende jeugd ontstaan, zo komen we er achter hoeveel soorten er in de poelen leven in de Natuurtuin.

Laccophilus poecilus

Laccophilus poecilus is een keversoort uit de familie waterroofkevers (Dytiscidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1834 door Klug. Laccophilus poecilus wordt gekenmerkt door een eigenaardig elytrale kleurpatroon (lijkt op elytrale kleurpatroon in soortgroep 11 (deceptorgroep)) in combinatie met een brede, afgeknot eindlijf (penisapex).

Kevers: (Coleoptera) zijn een zeer omvangrijke orde van gevleugelde insecten. Kevers verschillen van andere insecten door de voorvleugels die veranderd zijn in harde schilden. Deze schilden worden de elytra genoemd en bedekken de kwetsbare en vliezige achtervleugels. Kevers vormen de grootste orde van de insecten en zijn vanwege het wereldwijde voorkomen en de enorme soortenrijkdom een van de weinige insectengroepen die bij het grote publiek bekend zijn.

Waterkevers: naast de familie Hydrophilidae zijn er vele keversoorten uit diverse andere families die in het water leven, zoals de schrijvertjes (Gyrinidae). Ook heeft de familie een onderfamilie van soorten die alleen op het land leven, de naam waterkevers dekt de lading niet geheel. In Nederland alleen al komen 13 families uit twee onderordes voor die waterbewonende leden hebben, bij elkaar ongeveer 390 soorten, of ongeveer 9% van de totale Nederlandse soortenrijkdom aan kevers. Enkele soorten die in Nederland en België algemeen voorkomen zijn het schrijvertje, de geelgerande watertor en de spinnende watertor. Alleen de laatste soort behoort overigens tot de familie Hydrophilidae. Zoals alle insecten zijn de meeste waterkevers klein, 256 van de 280 Nederlandse soorten bijvoorbeeld zijn kleiner dan tien millimeter.

Spinnende waterkevers

De spinnende waterkevers zijn ontstaan uit landbewonende kevers die naar het water trokken, veel soorten leven ook niet in het water, maar op drijvende planten of oeverbegroeiing, maar kunnen zich goed redden als ze in het water terechtkomen. De soorten die veelal onder water leven zijn vaak zeer goed gestroomlijnd en geheel aan het leven onder water aangepast, o.a. door afgeplatte zwempoten met zwemharen die het oppervlak verbreden en de efficiëntie ervan vergroten. De ademhaling verloopt net als bij andere insecten via buisjes (trachea) in borststuk en achterlijf, maar bij de goed aan het water aangepaste spinnende waterkevers zijn deze geconcentreerd op bepaalde plaatsen op hun lichaam. Ze moeten echter allemaal ademhalen aan de oppervlakte, alleen de larven van veel soorten hebben kieuwachtige structuren en leven op de bodem of in waterplanten.

Hoe oud is een spinnende watertor? Er zijn zelfs waterroofkevers gevonden in een fossiel vele honderden jaren terug in de geschiedenis zijn deze gevormd. Ook zijn libellen afdrukken gevonden in leisteen en mergel, heel wonderlijk om dit te zien.

Ook kwam gisteren de larve en een Ei-cocon geplakt onder een Waterfonteinkruidblad, boven de waterspiegel.

Grote spinnende watertor Larve (foto:Will van Berkel)
Grote spinnende watertor Ei cocon (Foto: Will van Berkel)
Levensstadia van de grote spinnende watertor. (A): Eiercocon op blad (B): Doorsnede cocon (C): Larve (D): Pop
Verschillende stadia van de spinnende watertor, tekening uit The Royal Natural History, Volume 6 door Richard Lydekker, 1879.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen opzoek gaan naar natuurfenomenen in de Natuurtuin.

We zitten in het Lenteseizoen van het Nieuwejaar 2022, dan gaan we weer opzoek naar: Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’.

Tot volgende week, Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.

NATUURJAAR 2022-23, Lente in Natuurtuin De Robbert

Juni: Vandaag: Zomer begint, Donkere wespvlieg, Wants ‘Bleekpoten’, Bandzweefvlieg (Syrphus) onbekend, Gestreepte goudspanner, Rankende helmbloem en Loofdonswants.

Zaterdag (2022-06-05), Meteorologische zomer begint; Voor weerkundigen begint de zomer op 1 juni. De meteorologische seizoenen zijn zo gekozen, omdat het gebruik van hele maanden makkelijker is voor de statistiek.

De astronomische zomer begint vaak op 21 juni. Sterrenkundigen houden namelijk het moment aan waarop de zon vanaf de aarde gezien haar meest noordelijke positie bereikt. Op die dag staat de zon loodrecht boven de zogenaamde Kreeftskeerkring, die op ongeveer 23 graden Noorderbreedte ligt. Bij het begin van onze winter kent de zon haar meest zuidelijke positie. Wanneer de herfst en lente starten staat de zon precies boven de evenaar.

Vanmorgen: Hoogtij van de Natuur in de Natuurtuin, Bijen en Vlinders zitten op bloemen vol nectar, Vele vogelsoorten hoor je in en rondom de tuin en boven in het luchtruim. Maar als je hier wekelijks komt valt het op dat sommige vogels -nu ze een vrouwtje gevonden hebben- het ze het te druk hebben met hun legsels en jongen.

De insecten in de tuin laten zich nu bewonderen op bloeiende Veldbloemen, Bramen en Bomen Zo kwam ik deze ‘vermomming’ tegen in een van de vele bloeiende planten en kruidenstroken.

Donkere wespvlieg Temnostoma bombylans

Donkere wespvlieg

Een grote wespachtige zweefvlieg, die in gedrag en kleur zo sterk op een wesp lijkt dat ze soms pas herkend worden als ze stil gaan zitten. Ter verhoging van de gelijkenis met wespen zwaait deze soort met de voorpoten voor de kop, de lange antennen van wespen imiterend. De zwarte voorvleugelrand, het zwarte achterlijf met smalle gele vlekken en de grotendeels zwarte voorpoten kenmerken de soort. Verwarring kan optreden met donkere exemplaren van T. vespiforme, maar die heeft een gele vlek voor elk van de achterhoekknobbels van de borststukrug. Verwarring kan ook optreden met Spilomyia's, maar die hebben in levenden lijve gevlekte ogen en hebben op de borststukrug, pal voor het schildje een omgekeerde gele U, waar deze soort een geel driehoekje heeft. Het is een soort van vochtig bos en moerasbos, waar de larven in vochtig dood hout leven.

In de bloeiende Zomereiken en Hazelaars ben ik op zoek gegaan met klopnet naar Insecten en Wantsen. Ook in de Hazelaar die staat in de onlangs opgeschoonde bosrand is een kapvlakte ontstaan. Vele nieuwe planten- en kruidensoorten groeien spontaan op willekeurige geschikte plekken en open plaatsen. Na enkele jaren ontstaat een gevarieerd plantensoorten dek.

Eikenbleekpoot Phylus melanocephalus

Eikenbleekpoot

Vorig jaar vond ik voor het eerst een Hazelaarbleekpoot Phylus coryli (Linnaeus, 1758):  Maar deze morgen vond ik in de Hazelaar een kleurrijke nieuwe ‘bleekpoot’ de: Eikenbleekpoot Phylus melanocephalus (Linnaeus, 1767)

Familie Miridae - blindwantsen: een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van puntogen (ocelli), waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben (vandaar de naam blindwants voor de Miridae).

Onderfamilie Phylinae. Tribus Phylini. Genus Phylus : het genus Phylus wordt gevormd door langwerpige wantsen met een fijne lichtgekleurde beharing en lichtgekleurde poten. De schenen zonder stippen en met lichtgekleurde stekels.

Herkenning: Phylus melanocephalus (synoniem: Phylus palliceps ): 4,4-6,1 mm.

Langvleugelig (macropteer). Witachtig gele antennes. Antennesegment 1 bij de basis zwart. Een okerachtig of roodachtig gele wants. De kop is meestal zwart, soms geelachtig (dit is dan de palliceps - kleurvorm van Phylus melanocephalus ). Langwerpig van vorm.

Het membraan (vliezig deel v.d. voorvleugel) is grijsachtig met een brede zwartachtige achterrand (bij lichtgekleurde exemplaren minder goed zichtbaar). Witachtig gele poten.

Voorkomen: in Nederland zeer algemeen. Palearctisch: Europa, Azie: Midden-Oosten, Kaukasus (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: overal waar zomereik of wintereik voorkomt.

Ontwikkeling: de volwassen wantsen worden waargenomen van begin mei tot in augustus. Eén generatie per jaar. Overwintering: als ei.

Voedsel: zoofytofaag. Zomereik Quercus robur en wintereik Quercus petraea. Sap uit knoppen, jong blad en ook insecten als bladluizen (Aphidoidea).

Bandzweefvlieg (Syrphus) onbekend Syrphus spec.

Bandzweefvlieg

Wie onderzoek doet en geïnteresseerd is in de wereld van insecten komt ook soorten tegen waarvan de naam nog niet bepaald is. Regelmatig wordt de namenlijst van families en ondersoorten bijgesteld, dit is er zo’n eentje de: Bandzweefvlieg (Syrphus) onbekend Syrphus spec. Fabricius, 1775. Bandzwevers van het genus Syrphus lijken zoveel op elkaar dat alleen determinatie met een loupe uitsluitsel brengt. Op foto zullen vele daarom niet tot de soort gedetermineerd kunnen worden.

Gestreepte goudspanner Camptogramma bilineata

Getreepte goudspanner

In de plantenranden met Bramen en allerlei veldbloemen zag ik -ver tussen de begroeiing en prikkeldoornstengels deze opvallende nachtvlinder zitten de: Gestreepte goudspanner Camptogramma bilineata (Linnaeus, 1758). De gestreepte goudspanner is een nachtvlinder uit de familie van de spanners. De vlinder komt algemeen voor in Nederland en België. Daarnaast komt de gestreepte goudspanner voor in de rest van Europa, Noord-Amerika en Azië. De vliegtijd van deze vlinder ligt tussen half mei en begin september. Wikipedia

Wetenschappelijke naam: Camptogramma bilineata, Hoger taxon: Euphyia

Rang: Soort Orde: Vlinders

Rankende helmbloem Ceratocapnos claviculata

Rankende helmbloem

Dat wantsen gebonden zijn aan planten en kruiden waarop zij op leven en eten blijkt perfect uit de soortomschrijving. Deze onderstaande geplaatste Wants, ook een nieuwe, is gevangen in de nieuwe kap- en kruiden laag, in de Natuurtuin. Deze wants vond ik op en in het: Rankende helmbloem Ceratocapnos claviculata (L.) Lidén. De fijne, tere planten die in de strooisellaag lijken te groeien van voedselarmere, zure naald- en loofbossen met witte tot lichtgele kleine bloemen in trossen is de Rankende helmbloem, Ceratocapnos claviculata. De fijnverdeelde twee- tot driedelig gespleten onbehaarde grasgroene bladeren hebben ranken, waarmee de eenjarige plant zich eventueel in de begroeiing kan omhoogwerken. De witte bloemen zijn tweezijdig symmetrisch en gespoord. Ze lijken wel iets op een helm.

Klik op de link meer informatie: https://www.floravannederland.nl/planten/rankende_helmbloem

Loofdonswants Psallus ambiguus
Loofdonswants Psallus ambiguus

Loofdonswants

Familie Miridae - blindwantsen: een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van puntogen (ocelli), waarvan veel wantsen (niet alle) er twee of drie op de kop hebben (vandaar de naam blindwants voor de Miridae).

Onderfamilie Phylinae. Tribus Phylini. Genus Psallus. Subgenus Mesopsallus. Het genus Psallus bestaat uit kleine wantsen (meestal rond de 3 of 4 mm) met liggende, lichtgekleurde haren en vaak daartussen half rechtopstaande donkere haren. Langvleugelig (macropteer). Schenen met zwarte stippen en stekels. De kleuren verschillen per soort. De boomsoort kan helpen bij determinatie. Veel soorten zijn zeer moeilijk vanaf een foto te determineren, bij enkele soorten is dat zelfs niet mogelijk. De soorten zijn over zes subgenera verdeeld ( Aprocremnus, Hylopsallus, Mesopsallus, Phylidea, Pityopsallus, Psallus ). Zoofytofaag.

Herkenning - Psallus ( Mesopsallus ) ambiguus : 3,6-5 mm.

Langvleugelig (macropteer). Antennesegment 1 is zwart. Segment 2 is zwart (mannetje) of met een geel middendeel (vrouwtje). Segment 3 is roodachtig geel en segment 4 is grijs.

De wants is zwartbruin of roodbruin. De vrouwtjes zijn wat lichter gekleurd. Met zilverkleurige, glanzende haren. Langwerpig ovaal van vorm.

Voorvleugels vaak met een rode cuneus (uiteinde van het hoornachtig deel v.d. voorvleugel). Het membraan (vliezig deel v.d. voorvleugel) met witachtig gele aders.

In het algemeen bruine poten. De dijen zijn vaak donkerder. Bruinachtig gele schenen.

Overige soorten uit het genus Psallus: zie voor de kenmerken van de verschillende wantsen uit dit genus de informatie bij Psallus spec. (Belgie: Psallus spec. ).

Voorkomen: in Nederland algemeen. Palearctisch: Europa, Azie: Midden-Oosten, Kaukasus (Kerzhner & Josifov 1999, Aukema et al. 2013).

Biotoop: bosranden, houtwallen, parken en tuinen.

Ontwikkeling: de volwassen wantsen worden waargenomen van midden april tot in augustus. Eén generatie per jaar. Overwintering: als ei.

Voedsel: zoofytofaag. Hoofdzakelijk els Alnus sp., maar ook op houtige (Rosaceae), berk Betula sp., breedbladige wilgen Salix sp. en eik Quercus sp.

Kom ook eens op zaterdagmorgen naar de Natuurtuin -dan kunnen we samen-opzoek gaan naar natuurfenomenen in de Natuurtuin. We zitten in het Lenteseizoen van het Nieuwejaar 2022, dan gaan we weer opzoek naar: Nieuwe ‘natuurontdekkingen’ in de Natuurtuin ‘De Robbert’.

Tot volgende week,

Met ‘gevederde’ groet, Will van Berkel.