Weekverslag van Stan, juni 2024
Zaterdag 29 juni 2024
Stille zomerochtend, alsof de hele buurt al op vakantie is. Nauwelijks wandelaars terwijl het heerlijk weer is. Droog, blauwe lucht, iets meer dan twintig graden en volop fluitende vogels. Onderzoeker Will is deze week op expeditie in Denemarken. Rinus en ik beginnen met koffie en bespreken wat we gaan doen. Niet veel, daar is het ook geen weer voor.
Geen weer om hard te werken
De meeste paden beginnen aardig droog te worden, behalve die tussen de lage graslandjes. Rinus gaat de opgedroogde paden repareren en egaliseren. Ik pak de heggenschaar en ga aan de slag bij de buitenhaag aan de voorkant. Het grootste deel hebben we vorige week onder handen genomen. Alleen tussen de poort en het berkenbosje staan nog manshoge brandnetels in de weg. Het begint snel warm te worden en ik haast me niet. Wat vandaag niet klaarkomt, kan volgende week ook nog. Na een uur heb ik het wel gehad. Rinus komt een kijkje nemen. Ook hij is tevreden over zijn werk en we besluiten om de koffie op te maken.
Deukmetselwesp of Gewone fopblaaskop?
Daarna lopen we nog een laatste ronde. Bij het insectenlab valt weer op hoe weinig activiteit er te zien is. In andere jaren zoemde er van alles rond, maar nu zien we niets. Of toch … Rinus ziet iets, ik maak snel een foto en weg is het beestje. Een wesp, dat is wel duidelijk. Maar niet duidelijke genoeg voor Herkenningsapp Obsidentify. Die twijfelt tussen een Deukmetselwesp en een Normale fopblaaskop. Leuke namen, maar veel wijzer worden we er niet van. Voor de zoveelste keer neem ik me voor om bij zonnig weer een uurtje te posten om de bezoekers van het lab beter op de foto te krijgen.
Obsidentify heeft het warm
In de zuidelijke strook zet ik een paar zuring planten op de foto. Ze groeien aan de rand van een van de tijdelijke poeltjes. Volgens mij is het Kluwenzuring, maar ik ben te lui om naar de container te lopen om de boekjes erbij te halen. Wanneer ik Obsidentify laat kijken heeft de app blijkbaar ook geen puf meer. Fraaie zuring zegt hij, een soort die niet eens voorkomt in de boekjes die ik later toch maar eens inkijk. Ik geef de app nog een tweede kans met nieuwe foto’s en dan geeft hij gewoon toe dat ik gelijk had. Kluwenzuring dus, niet sensationeel of zeldzaam, maar goed op zijn plek hier in de nattigheid.
Waar zijn de insecten?
Vanaf de houten brug zien we een paar grote libellen patrouilleren, op zoek naar buit of een partner. Vergeleken met eerdere jaren stelt het aantal weinig voor. Ook deze insecten zijn achteruit gegaan. Verderop bij een paar dotjes Jakobskruiskruid, hetzelfde beeld. Of eigenlijk geen beeld. We zien geen enkel insect op de gele bloemhoofdjes, terwijl Jakobskruiskruid een echte insectenmagneet is. De insectenwereld is de laatste jaren flink door elkaar geschud. De ene droogteperiode na de andere en nu een half jaar zondvloed. Wie weet wat we allemaal nog gaan zien.
Zaterdag 22 juni 2024
De eerste dag van een beetje “normaal” zomerweekje. Buienradar verwacht daarna weer een hoop nattigheid. Ik denk dat de lage graslandjes niet op tijd gemaaid kunnen worden. Dat moeten we uitstellen tot de maaibeurt in september. Ik heb een oude tuinparasol meegebracht. Thuis heb ik hem niet meer nodig en in de zon kan het op de houten brug behoorlijk heet worden. Donderdag komt de laatste basisschool waterbeestjes vangen. Misschien komt de parasol dan al van pas.
Waarom maakt die ree zo’n drukte?
Onderweg naar het insectenlab zie ik pootafdrukken van reeën in de modder. Op zich niet bijzonder, want de natuurtuin wordt vaak bezocht door reeën. Maar nu zie ik naast gewone afdrukken ook een stel piepkleine. Hier heeft een moeder met een jong gelopen! Nadat ik het insectenlab heb gecontroleerd sop ik over het modderige pad richting de lage graslandjes. Ik hoor een raar geluid. Een beetje tussen blaffende hond en een geit in. De typische alarmroep van een ree. Een paar keer achter elkaar. Wat is er aan de hand? Wanneer ik het open veld oploop, springt vijftig meter verderop een hinde weg, over de houtwal de natuurtuin uit. Reeën die ik tegen het lijf loop glippen meestal zo onopvallend mogelijk weg. Deze is paniekerig, maar waarom is me niet duidelijk.
De reden …
Even later loop ik met Onderzoeker Will mee met zijn vogeltelronde. Ik zet een Wilde kamperfoelie op de foto. De eerste die ik dit jaar in bloei zie. Lastig, ik moet recht omhoog tegen de zon in fotograferen en tegelijk steun zoek tussen het kreupelhout. Terwijl ik aan het worstelen ben roept ineens Onderzoeker Will. Snel, snel, kom! Ik ga vlug kijken wat er gebeurd is. Onderzoeker Will staat op het pad en wijst: In de schaduw tussen de varens ligt een jonge ree, een echte Bambi. Hij ziet ons, maar maakt geen beweging, vertrouwend op zijn camouflage. We maken snel foto’s en lopen verder. Zoiets moet je niet te veel storen. Het jong is nog helemaal afhankelijk van de moeder. Die willen we niet afschrikken. Even later lopen we over hetzelfde pad terug, want de lage veldjes staan nog steeds onder water. Het jong heeft zich ergens anders verstopt.
Brandnetels
Tevreden over deze waarneming lopen we terug naar de container. Daar treffen we Rinus. We overleggen kort en even later gaan we aan het werk bij de houtwal aan de voorkant. Vorige week hebben we de buitenkant bijgewerkt. Nu knippen we de brandnetels aan de binnenkant weg. Niets mis met brandnetels, veel organismen maken er gebruik van en een paar mooie vlinders zijn er zelfs van afhankelijk. Hier langs de voorkant halen we ze toch weg omdat we goede inkijk vanaf het wandelpad willen hebben. Zeker nu het weer gaat verbeteren is wat sociale controle nooit weg.
Bezoekers
Wanneer het stuk tussen de poort en de container klaar is, gaan we aan de koffie. Een wandelaar komt een kijkje nemen, een andere man zit samen met zijn dochtertje op Tinekes bankje in de zon en wat later komen twee bekende bezoekers binnen. Terwijl ze vogelnieuwtjes uitwisselen met Onderzoeker Will, gaan Rinus en ik in de zuidelijke strook verder met de brandnetelklus. We zijn daar net klaar mee wanneer een nieuwe bezoeker aankomt. Het is Fanny, die een natuurproject voor schoolkinderen aan het voorbereiden is. We kletsen wat over haar plannen en over natuur en educatie. Intussen wandelt een vader met twee kinderen binnen. Ze hebben een schepnetje en een plastic bakje meegebracht om waterbeestjes te vangen. Het jongetje vraagt hoe het beestje heet dat hij heeft gevangen. Een salamanderlarve. En dat in een van de tijdelijke poelen in de zuidelijke strook. In “normale” jaren zou die allang drooggevallen zijn en hadden we hier al gemaaid. Nu staat er water, kwaken de Groene kikkers en planten zelfs salamanders zich voort. De langdurige hoge waterstand heeft veel gevolgen. Wie weet wat we nog meer gaan tegenkomen.
Amfibieën doen het goed
Ik geef de bezoekers extra schepnetjes en een grote plastic bak mee. Het jongetje weet de weg naar de grote poel want hij is eerder al eens op excursie geweest. Altijd leuk wanneer kinderen na zo’n groepsbezoek uit zichzelf nog eens terugkomen. Ze gaan verder op hun ontdekkingstocht en ik klets nog wat met Fanny over haar project. We zijn het in principe eens over samenwerking en nemen voorlopig afscheid. Daarna gaan Rinus, Onderzoeker Will en ik kijken bij de waterscheppers op de brug. Er zit van alles in de witte bak, waaronder zeker acht salamanderlarven. Weer een aanwijzing dat amfibieën het goed doen met dit weer, net als slakken trouwens. Een ochtend vol leuke ontmoetingen, mooie ontdekkingen en lekker weer. Het is al lang twaalf uur geweest wanneer we afsluiten.
Zaterdag 15 juni 2024
Dat belooft weinig goeds. Midden in de Heistraat moet ik met de fiets onder een klein luifeltje duiken voor een enorme plensbui. Dicht tegen de pallets brood gedrukt kijk ik op buienradar. Er worden meer buien verwacht, dus weinig kans voor een droge ochtend. Wanneer het plenzen overgaat in druppelen waag ik de rest van de tocht. Ik zet net mijn spullen in de container wanneer Onderzoeker Will aankomt. Ook hij is overvallen door de regen. Omhoog kijkend zie ik de wolken wegdrijven en een strakblauwe hemel die onze kant op komt. Gaat het toch nog mee te vallen.
Weinig metselbijen en een fanatieke Koekoek
Voordat we aan de slag gaan, controleer ik het insectenlab. De activiteit van de metselbijen valt me nog steeds tegen. Er zijn iets meer nestgangen gevuld dan vorige week, maar lang niet zoveel als in andere jaren. Een Koekoek laat luidkeels horen dat hij er is. Hij vliegt van de ene naar de andere uitkijkpost. De hele ochtend vlak bij de container. Onderzoeker Will denkt dat hij een nest van de Kleine karekiet op het oog heeft en een vrouw daarheen wil lokken. De Koekoek heeft het er maar druk mee. Misschien is het zijn laatste kans om nog een vrouw te versieren. Hij doet weinig moeite om zich te verstoppen. Ik krijg hem zelfs makkelijk op de foto. Dat is me nog nooit gelukt.
Buitenhaag bijwerken en maaibeurt uitstellen
Het eerste deel van de ochtend besteden we aan de voorkant van de natuurtuin. Rinus werkt de laatste stapeltjes maaisel tussen de buitenhaag en de houtwal. Ik loop de buitenhaag langs met de accuheggenschaar. Na een uurtje zijn we klaar en gaan we aan de koffie. Voorlopig kunnen we het maaien vergeten. Veel te natte bodems. Ze moeten binnen een paar weken opdrogen. Na half juli heeft een voorjaarsmaaibeurt geen zin meer voor de flora. Dan wachten we tot de najaarsmaaibeurt in september.
Bezoekers, paden vrij knippen en insectensafari
Vader en twee kinderen komen binnen. Ze willen graag waterbeestjes vangen. Deze tijd van het jaar komen schoolklassen en scoutinggroepen op excursie in de natuurtuin. Enthousiast geworden kinderen komen dan vaak nog eens terug. Rinus begeleidt de bezoekers naar de grote poel en gaat daarna de paden vrij knippen van opdringerige takken. Onderzoeker Will en ik gaan op insectensafari. Het is libellen telweekend, maar het is helemaal geen goed insectenweer. Fris, harde wind en dreigende wolken. Daar houden insecten niet van. We speuren de braamstruiken af in het grote veld ten zuiden van de natuurtuin. De opvallendste vondst: rupsen van de Dagpauwoog. De rupsen leven op brandnetels en die groeien hier volop. Verder zien we een paar waterjuffers, Groot dikkopje en Bruin zandoogje, maar geen enkele grote libelle.
Herinrichten of niet
Terug bij de natuurtuin zijn de bezoekers nog niet klaar met scheppen. Onderzoeker Will inspecteert hun vangsten en ik kijk of de paden tussen de graslandjes begaanbaar zijn. Niet echt dus. Ze staan niet onder water, maar grote delen zijn zeer modderig. De graslandjes lijken meer ruigtelandjes. Hier en daar is alles door de wind platgeslagen. Ik denk dat het een paar maaibeurten zal duren voordat we weer kunnen spreken van bloemrijk grasland. We zijn dan snel twee of drie jaar verder. En als we vaker zo’n natte periode krijgen, zijn we zo weer terug bij af. Heeft het zin dit maaibeheer op de lage veldjes voort te zetten? Misschien is het zinvoller om ze gedeeltelijk af te graven en als oeverzone in te richten. In de zuidelijke strook hebben we dat op kleine schaal getest en dat is een groot succes geworden. Amfibieën vinden het daar geweldig en de afwisselende begroeiing trekt veel insecten. Misschien moet ook de natuurtuin zich aanpassen aan een veranderend klimaat.
Zaterdag 8 juni 2024
Het wordt een lekker zomerdagje en dat merk je deze ochtend. Droog, genoeg zon en rond de twintig graden. We ronden de voorjaarsmaaibeurt af. Vroegtijdig, dat wel. Deze week zijn de laatste droge stukken gemaaid. Vandaag ruimen we het maaisel op en dan stopt het voorlopig. De natuurtuin is een stuk droger dan vorige week, maar de lage graslandjes staan nog steeds onder water. De stukken die daar direct op aansluiten zijn zo zacht dat de maaimachine er meteen in wegzakt. Eerst maar eens het maaisel opruimen. Twee ladingen hooi gaan met de hooikruiwagen naar buiten. Vanaf het stoepje en het insectenlab verderop gaan vier gewone kruiwagens op de houtstapel in het elzenbosje.
Groot dikkopje en Vogelkersstippelmot
We drinken op ons gemak een paar koppen koffie, bespreken de wereld, genieten van het weer en de vogelgeluiden. Daarna harken we het maaisel voor de natuurtuin tegen de buitenhaag aan. Tijd genoeg over om rustig wat rondjes te lopen en insecten te zoeken. We vinden het insectenjaar tegenvallen. We zien weinig vlinders en libellen. Nu en dan vliegt er wel een voorbij, maar de aantallen van andere jaren halen we niet. In de bosrand van het elzenbosje krijg ik een paar libellen op de foto. Verderop een Groot dikkopje en een Vogelkersstippelmot. Gaan de stippelmotrupsen binnenkort de Vogelkersen weer inpakken?
Slobkousbij en Grote wederik
We lopen twee bezoekers tegen het lijf. Een ervan heeft eerder met Onderzoeker Will gesproken en had beloofd om eens langs te komen. Terwijl Onderzoeker Will en de bezoekers zich op Tinekes bankje nestelen, loop ik nog wat rond. Rinus knipt de paden vrij, zodat de schoolexcursies zonder kleerscheuren verlopen. Bij de noordelijke poel staan twee Grote wederiken in bloei. Ze lopen flink voor op de rest, die verderop nog in knop staat. Twee kleine bijtjes vliegen zenuwachtig tussen de Wederiken heen en weer. Ik krijg er toch een scherp op de foto. Herkenningsapp Obsidentify bevestigt mijn vermoeden: het is een Gewone slobkousbij. Dit bijtje met zijn grappige naam is als enige bij gespecialiseerd op Wederik. De plant produceert geen nectar, maar wel olie (en stuifmeel) de slobkousbij gebruikt die materialen voor haar nestbouw. Er is dus een rechtstreeks verband tussen de Slobkousbij die hier vliegt en de Grote wederik die hier groeit.
Muurrouwzwevers en Goudwespen
In de houtblokken van het insectenlab gebeurt nog steeds niet veel. De gaten die meestal gevuld worden door Ranonkelbijen en Tronkenbijen zijn goed gevuld. De rest is duidelijk minder actief. Vandaag zie ik verschillende Muurrouwzwevers en enkele Goudwespen rondhangen bij de houtblokken. Dat zijn zogenaamde parasieten die de nesten van de metselbijen gebruiken voor hun eigen nageslacht. De nakomelingen van de metselbij overleven dat niet. Zou de balans tussen metselbijen en “parasieten” een beetje zijn doorgeslagen? Of ligt de oorzaak in het bizarre jojoweer van de laatste jaren (dan extreme droogte, dan extreem nat)? Of zijn het toevallige fluctuaties in de bijenbevolking? Hoe meer je aan de weet komt, hoe meer vragen er opkomen. Rinus en Onderzoekers Will gaan een groep kinderen ophalen die waterbeestjes komen scheppen. Ik heb geen tijd en sluit ondertussen af.
Zaterdag 1 juni 2024
Voor de poort ligt een mol. Op de rug, een beetje opgeblazen en hartstikke dood. Dat is meteen duidelijk, maar wat doet een dode mol hier? Elk jaar vinden we een paar keer een dode mol en dan telkens midden op een pad. Misschien missen we ook nog veel mollenlijkjes door de hoge begroeiing. Blijft de vraag hoe die mollen doodgaan. Volgens mij is het nu (eind mei, begin juni) onrustig in mollenland. Mollen zijn van zichzelf zeer territoriaal. Ze dulden geen andere mollen tussen hun molshopen. Alleen tijdens de paartijd en wanneer de jongen worden grootgebracht. Volgens mij begint nu de tijd dat de jongen het nest verlaten en een eigen leefgebied zoeken. Het kan niet anders dan dat daarbij geknokt wordt. En dat leidt tot slachtoffers. Misschien zijn er nog meer oorzaken, maar we zullen het nooit zeker weten.
Maaiwerk
Begin deze week heb ik met de messenbalkmaaier de droge stukken in de zuidelijke strook gemaaid. In andere jaren maaiden we daar alles, maar ook hier staan de lage stukken onder water. Niets aan te doen en voor vandaag hebben we dus niet veel werk. Op drie plekken harken we het maaisel op dijkjes. We laten alles zo liggen zodat we mogen iets van ons groenbeheer kunnen laten zien. Het IVN organiseert een publiekswandeling door De Bundertjes en loopt dan ook eens tukje door de natuurtuin. We zijn dan de hele middag open.
Misschien is de maaibeurt al klaar
Na het werk in de zuidelijke strook fatsoeneren we de ingang. Het maaisel dat daar nog ligt, gaat tussen de houtwal en buitenhaag. Het is niet veel werk, we kletsen wat met elkaar en de voorbijgangers. Daarna lopen we nog een ronde door de natuurtuin. Voorlopig is er geen maaiwerk meer. Het duurt minstens een week of twee voordat de lage veldjes droog genoeg zijn. En dan moet het niet te veel regenen, anders gaat de rest van de maaibeurt niet door.
Van grasland naar moerasland
We zien weinig insecten. Dat is niet raar, want de zon laat zich niet zien en echt warm is het ook niet. Tot nu toe hebben we niet veel echt zomers weer gehad en er zijn maar weinig kleurige bloemen te ontdekken. Dat laatste komt vooral door de hoge waterstanden. De lage graslandjes, die in andere jaren het kleurrijkst zijn, staan onder water. Veel graslandplanten houden wel van nattigheid, maar maandenlang onder water is te veel van het goede. Een echte moerasplant zoals Pitrus doet het juist wel erg goed. Ik zie exemplaren van ruim een meter hoog die uitbundig bloeien met geelgroene bloemen. Bij de noordelijke poel staat een heus Pitrusbosje. Andere waterliefhebbers hebben het ook duidelijk naar de zin. In de zuidelijke strook en de grote poel laten Groene kikkers horen dat ze er zijn. En letterlijk overal zitten slakken. Naaktslakken, huisjesslakken, allerhande soorten. Ik zie weinig planten waar er geen op zitten. Verbazend hoe snel dingen kunnen veranderen.